Het is weer zover.
Heb ik een leuke klus, twee weken terug enthousiast aangenomen want perfect passend bij waar ik tegenwoordig zoal mee bezig ben, kan de inkomsten bovendien natuurlijk goed gebruiken, overzichtelijk en niet al te ingewikkeld, met mooie vooruitzichten als ik hem naar tevredenheid volbreng, dus, ja graag, doe ik. Werd deze week slechts onderbroken door enkele achterstallige interviews en een Sinterklaasgedicht of zes, en pakjesavond maar om zeven uur vanochtend was ik spontaan wakker, dus ging ik vol goede moed aan de slag voor een finishing touch. Loopt de middag ten einde, loop ik vast. Vast, vaster, vast. Op de dag voor de deadline. Alsof ik niets geleerd heb van de gevolgen van mij dieptepunt op deadlinestressgebied eerder dit jaar.
Hoe strenger ik mezelf toeroep dat ik mezelf niet streng toeroepen moet, want mezelf streng toeroepen heeft een remmende werking op mijn creatieve en constructieve denkvermogen, des te strenger word ik. Des te korter worden de kladteksten, telkens opnieuw en opnieuw en opnieuw begonnen, des te harder bonkt mijn hart. En nee, ik gebruik nog steeds geen medicijnen waarbij hartkloppingen als bijwerking in de bijsluiter staan.
Ik snap het niet en tegelijk o zo goed
gisteren en eergisteren rijmde ik vol goede moed
hele gedichten bij elkaar
voor naasten maar ook voor haar
die ik voor de tweede maal zag
wel graag mag
maar nog nauwelijks ken
ze vloeiden zonder al teveel moeite uit mijn pen
geloof het of niet
vraag het, als je wilt, aan Piet
die gedichten waren van veel hogere kwaliteit
dan wat hier en nu uit mijn stressvingers glijdt
<……..>
en wéér loop ik vast
want ook deze onderbreking van ‘wat moet’ voor ‘wat leuk(er) is’
moet van net wat hoge kwaliteit zijn dan wat spontaan komt, vind ik blijkbaar.
Pauze dus. Nu even echt. Weg van bureau, naar buiten misschien.
Pas als ik er helemaal uit ben geweest mag ik verder.
Naschrift: eruit gaan deed me goed. Lees hier hoe de kwartjes vielen.
Wie chaotisch is, moet het zich zo gemakkelijk mogelijk maken. Ik geloof dat dat de eerste les was in het eerste boek dat ik ooit las over ADD en ADHD, Aandacht een kopzorg ‘van Kathleen Nadeau. Ik had het te leen gekregen van een psychologe die me bijstond in de nasleep van mijn eerste officiële burn-out, nu vijftien jaar geleden. Het was een van de eerste boeken over AD(H)D bij volwassenen, een fenomeen dat toen pas net min of meer erkend begon te worden.
Makkelijk gezegd’, dacht ik over die en alle andere tips, variërend van ‘gebruik je agenda’, ‘maak aan het eind van de dag alvast een to-do-lijstje voor de volgende’, ‘plan ook je vrije tijd, inclusief quality time met je partner’ en, de tip waar ik het meest van verwachtte, ‘zoek een goede coach.’ Toch spelde ik het boek meerdere malen, en onderstreepte vrijwel alles.
Van het eerstvolgende consult na het lezen, herinner ik me vooral dat ik slaperig en zenuwachtig was. Toen de psychologe me vroeg of er iets in het boek stond waar ik verder mee wilde, kon ik geen woord uitbrengen. Een maand later vertrok ik, geheel volgens plan, voor onbepaalde tijd naar Argentinië. Blij met het feest der herkenning en erkenning dat ik in het boekje vond. Maar mijn kopzorg werkelijk aan te gaan, was duidelijk nog een stap te ver. Bovendien klonken de tips mij nogal onrealistisch in de oren.
Inmiddels gaat het me beter af. Ik was gisteren van plan een blog te schrijven over hoe het werkt om te schrijven als je ADD hebt. Of in ieder geval, hoe dat bij mij werkt. Ter toelichting op en reclame voor, mijn workshops Schrijven met Aandacht. Ter voorbereiding loop ik loop al mijn blogs met de tag ‘schrijven’ door en her-ontdek de blog Hoe schrijf ik? Hmmm, als ik die nou gewoon redigeer, inkort, een paar linkjes en een andere kop toevoeg en nog eens publiceer? Ik schrok van de gedachte. Kan ik me er echt zo makkelijk vanaf maken?
Ik deed het. Op LinkedIn. Was voor mijn gevoel al anderhalve week fulltime bezig met het organisatorische deel daarvan en toch vind ik het maar niet opschieten. Zodra ik kan wil ik een assistent die het me klussen als deze ontneemt. Als je chaotisch bent, moet je het jezelf zo gemakkelijk maken.
Hier het resultaat van gisteren. En wat je nu leest, is hoe ik het vandaag toch nog ‘goed maakte.’ Een korte intro en vervolgens een geredigeerde blog in herhaling, dat kàn niet goed genoeg zijn.
‘Leef je nog?’ Het is een vraag die een Zeer Goede Bekende mij vaak stelt als ik haar opbel. Grappig bedoeld en tegelijk een verwijt. Ik ben nalatig geweest, want heb te lang niets van me laten horen.
Mag het wat luchtiger?
Kop: Altijd opnieuw beginnen
Zo. Daar ben ik weer. Ja, even geleden hè. Tja, was druk. Stress. Teveel werk, te weinig geld, ja heel vervelend. Nou ja, wist ook even niet goed hoe ik verder moest met deze blog. (En dan verder over hoe ik altijd de neiging heb om me te verdedigen als ik iets lang niet gedaan heb of lang niets van me heb laten horen en iets vertellen over de vakantie enzo).
Weer negatief, terwijl ik me helemaal niet negatief voel.
Opnieuw:
Kop: Op avontuur
Gisteravond zenles, bij wijze van zomerse uitzondering door mij verzorgd. ADD komt ter sprake, als antwoord op een vraag naar waarom zen me zoveel helpt. (Over zen, mindfulness, add en dan springen naar waar een cursiste me over vertelde en een sprongetje maken naar onze vakantie)
Wel erg veel sprongen. Aard van het beestje en dus passend in deze blog, maar het moet wel te volgen zijn. Zo dan:
Opnieuw.
Kop: Op avontuur
iets met die zenles en ADD, maar korter. Ik wil het namelijk hebben over hoe een cursiste me vertelde over haar zoon, ‘héééél ADD, met zo’n hoofd’ (groot en warrig, verklaart ze gebarend), met rugzak vertrok op vakantie naar een Latijns-Amerikaanse land en dat ze er versteld van staat hoe hij het, reisvoorbereidend op zijn ADD’s, voor elkaar kreeg om nìet het vliegtuig te missen en hoe ik, terwijl ik haar aanhoorde, een grote grijns op mijn gezicht kreeg. Ik houd niet van stereotypen, maar het is de vierde keer in een maand, en tigste keer in een jaar, dat ik hoor over een ADD’er die graag reist, op de bonnefooi, met te volle en te laat gepakte rugzak of fietstas. Zoals ik dat zelf veel deed. In Nederland op de fiets, elders in Europa met de rugzak en ook in Latijns-Amerika, ja. Een lekkende tent in de recente vakantie riep herinneringen aan de mindere kanten van mijn avonturiersschap op: nog even in donker, regen of juist plakkende hitte, moe, hongerig, dorstig en chagri, door moeten sjouwen omdat ik, kies maar: a) niet goed op de kaart gekeken had of deze was vergeten, b) de reisafstand sterk onderschat had, c) ik ondanks mijn weldoordachte planning een op de valreep besloot een omweg te nemen, d) het geld voor de bus/trein/taxi/fietsenmaker op was, e) mijn band lek was en ik geen bandenplakspullen bij me had en er dit keer geen aardige mijnheer opdook die hem plakken kon, f) een van de vele andere mogelijke redenen. Meestal zijn het vrouwen en meisjes met ADD, die ik over rugzakreizen en over reisdromen hoor, nu dus een man. Leuk. Goed onderwerp.
Maar ik kan het ook gewoon over onze vakantie hebben. Over heerlijk offline zijn en me daar een beetje voor schamen. Of over terugkomen vol goede ideeën en energie en opeens weer alles uitstel alsof die energie en ideeën binnen vier dagen al opgebrand zijn. En dus nòg maar eens opnieuw aan deze blog beginnen. De eerste blog na zo’n lange en onaangekondigde stilte moet helemaal goed zijn, namelijk. Ik kan ook besluiten dat morgen een betere blogdag is. En zo de drempel die mij ervan weerhoudt om de draad weer op te pakken met nog een een paar zware stenen te verhogen.
Laat maar. Ik ben terug en begin weer, daar gaat het om.
En dertig uur later heb ik een diploma. Mindfulnesstrainer ben ik nu. Met een eerste baantje in het vooruitzicht, zelfs dat.
De lessen van de dagen afgelopen dagen dreunen erin door. Dat het mis ging met dat artikel, heeft er veel mee te maken dat ik streefde naar iets waar ik eigenlijk niet geloofde, en waar ik (daarom?) eigenhandig voor zorgde dat de kans van slagen met de dag dat ik eraan werkte minder werd. Een artikel wordt zelden beter van geploeter. Zoals maar weinig dingen er beter op worden als je er te geforceerd, te krampachtig mee bezig bent. Terwijl ik een bijna levenslange neiging heb om dat te doen. Gevolg van ADD? Sommige dingen kosten mij ‘nu eenmaal’ meer moeite dan anderen en om een nieuwe mislukking voor te zijn zet ik mij schrap.
Het weerhoudt me er niet van om me vol overgave in de mindfulnesslessen te storten. Goed, donderdag, toen ik ernstig verlaat binnenkwam, nog niet helemaal. Vrijdag zeker. De beloning, afgezien van het diploma, was een verhaal van Sogyal Rinpoche, uit Het Tibetaanse Boek van Leven en Sterven, waarmee trainer Bert de dag en opleiding afsluit:
UNIVERSELE AUTOBIOGRAFIE
1.
Ik loop door een straat.
Er is een diep gat in het trottoir
Ik val erin.
Ik ben verloren… ik ben radeloos.
Het is mijn schuld niet.
Het duurt eeuwig om een uitweg te vinden.
2.
Ik loop door dezelfde straat.
Er is een diep gat in het trottoir
Ik doe alsof ik het niet zie.
Ik val er weer in.
Ik kan niet geloven dat ik op dezelfde plek ben.
Maar het is mijn schuld niet.
Het duurt nog lang voordat ik eruit ben.
3.
Ik loop door dezelfde straat.
Er is een diep gat in het trottoir
Ik zie dat het er is.
Ik val er weer in… het is een gewoonte.
Mijn ogen zijn open.
Ik weet waar ik ben.
Het is mijn schuld.
Ik kom er direct uit.
4.
Ik loop door dezelfde straat.
Er is een diep gat in het trottoir
Ik loop eromheen.
5.
Ik loop door een andere straat.
Ik slik een brok weg. De laatste verwondering over dat ik niet vreselijk boos en verdrietig ben over alle verspilde energie en ongezien lijden ebt weg. Ik mag een wat afwijkend gevoel van tijd hebben en moeite met grenzen, veel van mijn valkuilen graaf ik toch echt zelf. Dat is niet raar, dat doen de meeste mensen. Ik word daar stapje voor stapje, soms een stapje achteruit, terughoudender in. Nog terughoudender moet kunnen. Heb tenslotte een diploma.
Soms komt het niet goed. Wordt een investering van weken, beginnend met uitgebreide interviews, gevolgd door dagen typen en overtypen, steeds krampachtiger typen, minder slaap, minder ademruimte, van puzzelen naar zweten en van zweten naar ploeteren, niet beloond met complimenten en een mooie publicatie met foto. Vrijwel altijd wel, is mijn bijna twintigjarige ervaring. Kwam in ieder geval die publicatie met foto er en werd deze betaald. De enige die achteraf nog last had van de moeizame manier waarop het betreffende artikel tot stand gekomen was, was ik zelf. Ik schaamde me daar dusdanig voor, dat ik de opdrachtgever in kwestie nauwelijks meer durfde te benaderen. In het geval van de afgelopen dagen, was de vorige en eerste opdracht bijna anderhalf jaar geleden moeizaam tot stand gekomen. Op opdracht twee lag dus enige druk, in ieder geval voor mij.
Woensdag aan het eind van de middag was ik klaar met wat maandag klaar zou zijn. Op wat losse eindjes na, die gisteren mochten volgen. De datum van publicatie werd voor de tweede keer verschoven. De redacteur die me maandag nog mailde dat ‘wat vertraging’ ‘geen probleem’ was, dinsdag zei dat iedereen die schrijft wel eens vastloopt in een artikel en dat dat een rotgevoel is, er nu wel een mouw aan te passen valt maar dat het belangrijk is dat ik bij een eventuele volgende keer eerder aan de bel trek, gaf nu met andere woorden te kennen dat zijn geduld bijna op was.
Gisterochtend begon ik goed geluimd met vastknopen van die losse eindjes. Een slepend telefoontje van een meelezer met enkele correcties, zette mijn geduld op het spel. Ik had om kwart voor tien de bus willen pakken richting Utrecht Centraal Station en zag tijdens dat telefoontje voor me hoe die trein zonder mij wegreed. Laat ik dan alle losse eindjes die klaar waren om vastgeknoopt te worden nu gelijk maar vast te knopen en maar te zien met welke trein ik vertrekken zou. Was ik er maar vanaf.
Toen ging de telefoon. Opdrachtgever.
Het was niet goed, mijn artikel. Vond de redacteur. Te weinig nieuwswaardig, te zeer ingezoomd op een te kleine groep. En niet het verhaal dat volgens hem afgesproken was.
Weet niet of ik een ‘ja maar’ uitsprak. Wel dat de consequenties niet meteen tot me doordrongen. Ik stond op, liep met telefoon in de hand de tuin in, ging er even goed voor zitten. Dit kan niet. Kan ik niet maken naar al die mensen die ik geïnterviewd heb. Gebeurt me nóóit. Nou ja, bijna nooit. Is in al die jaren misschien drie of vier keer gebeurd. Wil ik niet. Niet nu. Dus zette de redacteur zijn woorden kracht bij. Hij is teleurgesteld en gezien de moeizame samenwerking van de afgelopen week heeft hij er geen vertrouwen in dat het, als ik nu eens een andere draai aan het verhaal gaf, toch nog goed komt. Doeg. Fijne dag nog. Weet niet meer precies hoe het gesprek eindigde, anders dan in ongemak.
stil was ik
en liep terug naar mijn computer. Dat was dat. Ik stuurde een mail de hele groep mensen die ik geïnterviewd had, met het nieuws dat hun verhaal niet in de krant komt, en verontschuldigingen. Belde de docent van mijn mindfulnessopleiding, waar ik aan het eind van de ochtend werd verwacht. Zit tegen, kom later. Nam de boterham die ik uitgesteld had tot ik klaar was, hees mijn rugzak op mijn rug en vertrok. Naar Rotterdam. Naar de op een na laatste dag van mijn opleiding tot mindfulnesstrainer.
Wat volgde was een reis Utrecht-Rotterdam die langer duurde dan anders. ‘Zit stil bij wat er gebeurt’, sprak ik mezelf toe, conform mindfulnessregels, zij het strenger. Waar ik verdriet, frustratie, verongelijktheid verwachte, als in ‘Verdomme Ik KAN HET NIET EN ZAL HET NOOIT KUNNEN EN WAAROM GEEF IK DAT NOU NIET EINDELIJK EENS TOE, KAP ER TOCH MEE, DAT GEPLOETER, voelde ik rust en kracht. Het geploeter zit erop. En, hoe je het ook wendt of keert, ik ben er even tussenuit geweest. Was fijn. En ik heb veel geleerd. Waaronder, dat ik het niet meer ga doen, me zo vastbijten in een artikel dat ik heeeeel graag wil schrijven en dat Echt Niet mag Mislukken, dat ik al voordat ik begin zenuwachtig ben en het dus heeeeeeel goed wil doen, dus heeeeeeeeeeeel veel mensen heeeeeeeeeel lang ga interviewen en tijdens het schrijven vooral aan het schrappen ben. Zoals ik het vaak gedaan heb, zeker als ik me ervoor speciaal op een mooie plek terugtrok.
Terwijl Rotterdam nadert, spreekt een stem van binnen moederlijk toe: ‘Meisje, hou op met dat geploeter, stop je onzekerheid. Daar ben je nu echt te groot voor.’
Nu is het niet leuk meer. Had erop gerekend dat ik hier – oppashuis aan groene rand van Utrecht – gisteren zou werken. Keek daar zelfs naar uit, lekker sleutelen aan een mooi verhaal in een fijne andere omgeving. En vanochtend misschien ook nog een beetje. Puntjes op de i, losse regeldingtjes. Toen ik zaterdag ziek was, wist ik dat ik de zondag nodig zou hebben, om de zaterdag in te halen. Maar vandaag, uiterlijk vanaf zo’n beetje deze tijd, tegen een uur ’s middags, zou ik vrij zijn. Ook daar keek ik naar uit. Lekker een beetje vakantie, zo tussendoor. Zijn waar ik ben en zien wat er komt.
Ik ben waar ik gisteren was. En wat er komt, zijn nieuwe, telkens weer nieuwe versie, versies in wording, van hetzelfde verhaal. Achter de werktitel van het document zet ik ‘mee bezig’ en daarna de datum en het versienummer van die dag. Een indrukwekkende lijst, al zeg ik het zelf en al heb ik langere lijsten gemaakt. Ik ga mijn persoonlijk record niet breken vandaag.
Heb vaak aan mijn dankbare vorige blog gedacht, de afgelopen dagen. Met spijt. Geen idee natuurlijk of ik, als ik die nacht niet aan het bloggen geslagen was, uiteindelijk nog wat uurtjes had geslapen. De kans is groot. Had me een dag roezig typen zonder vooruitgang, gevolgd door, na een min of meer normale dag ter onderbreking, een dag zwak, ziek en heeeeeel misselijk, gescheeld. Tuurlijk, lag niet aan die blog alleen. Combi van stress om een deadline voor een artikel waar ik zoooooooooooooooveeel uren aan interviews, lezen, interviews, lezen, mijmeren en toch nog maar een interview in gestopt heb, dat ik door de bomen het bos niet meer zie, die slechte nacht plus nieuwe echtelijke spanning om kwesties in de categorie hoe-houd-je-het-gezellig-met-zijn-tweeën-onder-stress-in-een-daarvoor-net-te-klein-huis.
De misselijkheid heeft een me bijna hele dag tussen bed en toilet doen pendelen. Maar enkele uren na de laatste toiletgang stapte ik, als gepland maar dan wankelend, met rugzak in de trein. Wilde niets missen van de paar dagen eruit waar ik al weken naar uitkeek. Nu pas ik al twee dagen typend, goed-nog-één-interview-dan, mailend over dat die deadline toch niet helemaal lukken gaat, typend, plantjes water gevend, katten voerend, typend, nog een kopje thee, typend, typend, typend, typend, typend, typend, goed-dan-een-ommetje, verder typend, drollen wegscheppend, weer wat typend, op het huis en de katten van schoonzus en zwager aan de mooie groene rand van Utrecht.
Dat ik vooruit kom maar niet opschiet, ligt niet aan die ene blog in de nacht. Toch zou ik de film graag terugdraaien en die blog dan voor de lol eens niet schrijven. Zou ik dan nu van boek-op-bank of de weelde van het ligbad genieten? En morgen fris, voldaan en vrij de omgeving verkennen?
Al eens verteld, dat mijn weekjes alleen weg, kattenoppas spelend en van een fijn andermans huisje genietend, er wel vaker zo uitzien?
Ik moet nu stoppen, want verder gaan. Helaas is de nacht al begonnen. Maar ik ben bijna klaar, volgens mij.
Erwin is een weekend weg. Althans, dat was de bedoeling. Hij vertrok rond half acht vanochtend. Met maar liefst drie nachten aan slaapachterstand in een week, was ik op dat moment dusdanig ver weg dat ik me weinig van zijn vertrek herinner. Wel herinner ik me het gevoel dat ik vanaf een half uur later had: ‘Tjonge, twee hele dagen voor mezelf.’
Ik had ernaar uitgekeken, deze dag. Niet zozeer naar het alleen zijn, maar wel naar het uitslapen. En dan niets hoeven. ‘Ik ga eens flink opruimen’, zei ik gisteren monter, ‘en verder zie ik wel.’ Desondanks maakte ik deze ochtend een to-do-lijst, met al die dingen die ik zoal zou kunnen doen. En ergens aan het begin van de middag bladerde ik door het uitgaanskrantje. ‘Misschien eens naar een bandje of een voorstelling vanavond? Wie zal ik eens bellen om mee te gaan?’
Ondertussen liep de dag al aardig zoals mijn weekenddagen tot vijfenhalf jaar terug pleegden te gaan. Tegen half negen viste ik een boek uit mijn tas dat de coach me aangeraden heeft, zette thee en kroop met boek, theepot en beker op het nachtkastje, terug in bed.
Ik las een half uur. Toen was ik te moe om te lezen en te wakker om in bed te blijven. Tijd om te mediteren, twintig minuten. Naja, iets langer. Ik zag de timer pas knipperen toen ie daar al twee minuten mee bezig was.
Ontbijt met de bovenste der stapel kranten. Niet de interessantste, maar waar begin je anders, als de stapel zo hoog is?
Tegen elven begin ik met opruimen. Huiskamer eerst. Daar zijn we het meest, tenslotte. Ik denk drie kwartier nodig te hebben, zo’n vreselijke bende is het nou ook weer niet. Ik raap de stapeltjes kranten, post, boeken en kledingstukken van stoelen en de grond, gooi de kledingstukken deels in de was en deels in de slaapkamer en de rest deels op tafel en deels bij elkaar op de vloer in een ander deel van de kamer. Daar ga ik straks eens rustig voor zitten.
Dan de radio aan. Zoek radio 1, kan die niet vinden, zoek door en door en verzoen me na een kwartier ofzo met radio 2. Meestal luister ik naar de radio via mijn laptop, maar die wil ik nu niet aanzetten. Leidt zo af.
Ik besluit achterin de kamer te beginnen, het kastje met het Boeddhabeeld. Daar ligt veel wierook-as. Zou ik daar met een doekje overheen gaan, dan is dat doekje meteen zwart. Stoffer en blik pakken kan, maar waarom niet gelijk stofzuigen? Ik pak de stofzuiger. Maar ondertussen erger ik me dusdanig aan radio 2, dat ik op mijn smartphone een nieuwe poging waag radio 1 aan de praat te krijgen. Dan gaat de telefoon. Weet niet meer hoe laat het daarna was, maar die drie kwartier zijn ruimschoots om
Stofzuigen. Dan gelijk maar het logeerbed en stoelen aan de kant, het vloerkleed omslaan, vloer, kleed, plinten, alles. Trek in koffie.
Even zitten. Geen zin meer. Wel zin om oude blogs op mijn nieuwe site te zetten. Ga ik doen. Blog voor blog. Natuurlijk lees ik ze gelijk allemaal door, om er de juiste tags bij te kunnen plaatsen. Ik zet mijn timer op veertig minuten. En daarna nog eens. En daarna nog eens. Dit is rustgevender dan het gesjouw met kranten en stoelen.
Om drie uur vind ik het genoeg. Tenminste, ik vind dat ik het genoeg moet vinden. Ik zou nog wat telefoontjes plegen vandaag en mijn laarzen bij de schoenmaker ophalen en een kraamcadeautje kopen en misschien nog wel ergens koffiedrinken in de stad. En bloemen kopen op de markt. Ik werk nu tweeënhalve maand niet meer bij de post en ben nog altijd erg blij met mijn vrije zaterdag.
Om kwart voor vijf ga ik de deur uit. Verder dan de schoenmaker en het kraamcadeautje kom ik niet. Het moet namelijk wel goed zijn, dat cadeautje. Even na zessen ben ik thuis.
Zo, en dan bloggen. Heb voor het eerst in lang weer eens een stok achter de deur. Twee zelfs.
Eerst nog wat blogs verplaatsen. En alvast iets van die spullen die ik op de grond gegooid had opruimen.
Mijn hoofd staat er niet naar, die blog. Laat ik nog maar die twee andere achterstallige telefoontjes plegen en koken. Bovendien wil ik wat lezen voordat ik begin. Ik wil het over mindfulness gaan hebben, in verband met mijn opleiding, mindfulness en het effect daarvan bij AD(H)D. En het wat breder trekken dan mijn eigen ervaring. Daar heb ik een boek over en dit is een goed moment om daar eens wat langer in te lezen dan ik tot nu toe gedaan heb.
Tijdens het koken doe ik opnieuw een poging de radio naar mijn believen aan de praat te krijgen. En dan belt Erwin. Hij komt vanavond al naar huis. Er was iets mis gegaan met de reservering van het huisje waar hij met vrienden overnachten zou.
‘Maar ik moet nog bloggen!’ zeg ik, tegelijk denkend aan die stapels die nog in de huiskamer liggen, net als de stofzuiger er nog staat, want de andere helft van de kamer moest nog. Ook de uitgaansplannen die ik me even in mijn hoofd gehaald had kwamen voorbij. Was leuk geweest, ware het niet dat ik dat slaapgebrek nog lang niet te boven ben en morgen ook niet te laat op wil. Laat ik alles liggen zoals het ligt, dan ziet ie weer eens hoe dat bij mij gaat, denk ik. Maar ik was niet voor niets begonnen op te ruimen, baal al dagen van de troep.
Tijdens het tweede deel van het koken begin ik aan de afwas en besluit ik dan maar de tv aan te zetten in plaats van de radio.
Om kwart voor negen kruip ik met bord op schoot op de bank, tussen relatief nieuwe stapels. Een half uur later zit ik achter de computer. Eerst wéér een oude blog verplaatsen. Toevallig is die van 24 november aan de beurt, over hoe mijn leven is veranderd in de vijf jaar dat ik Erwin toen kende:
‘Anders dan in mijn begintijd als freelance journalist, hield ik mijn weekenden meestal vrij. Maar in plaats van aan ontspanning en leuke dingen, gingen ze vrijwel altijd op aan bijslapen, huishouden en de krant lezen. Tot mijn frustratie, leek dat allemaal zinloos. Ik kreeg ik mijn huis nooit aan kant, vaak lukte het me niet om boodschappen te doen voordat de buurtsuper zaterdags om 17 uur dichtging, bleef met krantenlezen bij het vierde of vijfde artikel steken. Alleen als ik van tevoren met iemand afgesproken had, kwam ik ertoe om andere dingen te ondernemen. En alleen als ik ergens over schrijven ‘moest’ las ik daarover alles wat los en vast zat.’
Ik besluit mijn blog over mindfulness bij AD(H)D maar voor een andere keer te bewaren.
Even na tienen zet ik de computer uit. Of ik richting bank-met-boek ga, toch nog iemand ga bellen of die stapels wegwerk, heb ik nog niet besloten.
Twee stokken achter de deur vandaag: Corine Kluifhout en Mikis de Winter. Dank jullie wel, Corine en Mikis!
Als ik dit stukje begin is het even over half twee ’s nachts. Achter het raam naast mijn bureau is het aardedonker – het enige uitzicht is mijn eigen spiegelbeeld in de weerkaatsing van het licht van mijn bureaulamp. Naast mijn bureau, schuin achter de stapels, liggen de spullen die ik morgen echt niet mag vergeten mee te nemen. Ik typ driftig tegen de klok in; ik wil zo snel mogelijk mediteren om tot rust te komen en dan naar bed.
Het lijkt wel de avond voor vertrek. Vakantievoorpret, in de vorm die voor mij decennialang het meest vanzelfsprekend was. Ik kon een reis maanden geleden hebben gepland, de laatste vierentwintig uur voor vertrek moest er altijd nog van alles: van inpakken tot adressenlijsten voor vakantiekaartjes printen, van nu toch echt mijn emailachterstand wegwerken tot de jaarlijkse grote schoonmaak.
Ik ga niet op reis morgen. Ik geef morgen voor het eerst mijn Knipperende Kursor Kursus. Stond al een maand of vijf op de rol. Ben er al weken zo goed als klaar voor. Toch leg ik pas een kwartier geleden de laatste hand aan het programma. Blijkbaar is het spannend. Opeens riep de afwas, die ik al dagen negeer. Moet ik nu echt nog even bloggen. En tijdens mijn eerdere deadline deze week, was het opeens dringend nodig om oude blogs naar deze nieuwe site te verhuizen. En die kursor maar knipperen.
Klokslag twee uur. Het zit erop. De meeste pre-vakantienachten begonnen uren later. Ik ga de goede kant op, dat moge duidelijk zijn.
Mijn mede-oud-Effectief-met-AD(H)D-ers vinden ook dat ik het wel heeeeeeeeeel erg druk heb. Vragen zich af waarom ik zoveel doe. En hoe ik het volhoud. Namen me, aan het eind van onze bijeenkomst van gisteravond tegen mezelf in bescherming door me mijn door mezelf opgelegde verantwoordelijkheid voor de organisatie van de volgende bijeenkomst uit handen te nemen. Wat ik nogal betutteld vind. Maar van hen kan ik het hebben.
Nou zeg. Mijn drukte ligt dus niet aan Add. Niet alleen althans. Waar mijn groepsgenoten, net als ik last van hebben wat teveel drukte betreft, zit hem meer in ‘willen voldoen aan verwachtingen’. Knap vermoeiend, zeker in combinatie met snel overprikkeld en daarmee toch al moe zijn. Effectief met AD(H)D heeft hen gebracht dat ze dat nu minder bezig zijn met die verwachtingen. Minder boos zijn op zichzelf (en op anderen) als het niet lukt. Dat heb ik ook. Maar ondertussen blijf ik veel willen doen, veel meer liefst dan ik al doe. Waar blijven die journalistieke artikelen over AD(H)D toch, bijvoorbeeld? Vind ook dat ik meer zou moeten kunnen. Als ik eindelijk eens van mijn losse eindjes af was.
Aan mij dus om te achterhalen waarom ik dat wil, waarom ik zo vaak over mijn grenzen ga, met alle gevolgen voor nachtrust, gezondheid, humeur, relaties van dien. En waarom er ook altijd zoveel blijft liggen. Ik vertelde over mijn sessies met AD(H)D-coach A, over excuses. En de uitkomst, dat het gegeven dat ik aan veel klussen, sociale contacten en mails, niet toekom, niet veel met ADHD te maken heeft. Dat ik goed ben in excuses.
Au. ‘Voor een deel zit het hem erin dat ik het juist heeeeel goed wil doen’, vertel ik, ook aan twee groepsgenotes wiens persoonlijke mails ook al eens weken in mijn mailbox zijn blijven hangen. ‘Een persoonlijke mail wil ik met al mijn aandacht, rustig, weloverwogen, schrijven. Ik wacht op een rustig moment en dat komt nooit. Dus heb ik mails van meer dan een jaar oud in mijn mailbox. ‘
‘Nou, die zou ik dan maar eens weggooien’, zegt A. ‘Ik kreeg laatst een mailtje van een collega, in antwoord op een mail van een jaar oud. Nou, wat voelde ìk me belangrijk. Mijn collega was blij en trots dat ze eindelijk geantwoord had. Ik was juist boos.’
O, werkt dat zo.
Nog twee inzichten uit de coachingssessie die ik deelde: bij elke klus waar ik mee bezig ben, ben ik me ervan bewust dat ik ondertussen aan talloze andere lopende klussen geen aandacht besteed. Dat werkt nogal verlammend. En wat vriendschappen en andere sociale contacten betreft: als ik aandacht besteed aan vriendin 1, heb ik gevoel dat ik alle andere mensen om mij heen vreselijk tekort doe. Dat wil ik niet, dus laat ik vriendin 1 ook nog maar even zitten.’
‘Tjonge, dat is lastig.’ Deel 1 – als ik het één doe, voel ik de druk van alle dingen die ook moeten maar ik op dat moment niet doe – dat kennen mijn AD(H)D-genoten ook. Deel 2 niet. Dat is iets van mij. En, zo bevroed ik, ook van minstens één iemand zeer nabij mij.
In de trein naar huis gooide ik zowaar dertig oude onbeantwoorde mails weg. Vanochtend nog eens vijftien. Lijkt weinig, maar voelt groots. Lucht!