Afscheid van een ADD-jaar

20141231_173839-klein-203x300Ken je die van die roze olifant? Waar je vooral niet aan mag denken? En die je vervolgens niet meer uit je hoofd krijgt?

Ik broed al een halve dag op de juiste insteek voor deze oudejaarsblog. Zit met ‘ADD-jaar’ in mijn hoofd. Dat 2014 voor mij was. En ook weer niet. En natuurlijk toch ook wel. En niet. En wel. En niet. En wel. En niet, maar wat dan wel? Net zoals dit natuurlijk een ADD-blog is. En, hoop ik, ook weer niet. Er is meer in mijn leven dan ADD. Er is meer, veel meer, wat mijn leven bepaalt dan ADD. Ik bèn niet ADD, zoals de 17-jarige Sue me gisteren zo mooi schreef, ik hèb ADD. Net als zij. En nu ik weet dat ik (waarschijnlijk) ADD heb, ben ik niet opeens veranderd. Dat soort gedachten helpen haar. Bij mij wekken ze nog verwarring op. Ook al weet ik het best. Ik ben Anke. Ik ben 44, woon in Rotterdam, ben vrouw en geliefde van Erwin, werk als journalist, ben dochter, zus, schoonzus, vriendin, nicht, buurvrouw, assistent-zenleraar, heb een bijbaan als postbezorger, ben lid van de Hub, Amnesty International en van een politieke partij, doctoranda in de maatschappijgeschiedenis, Argentinië-kenner, oud-collega, freelancer, Pronkstukspecialist, schrijven-voor-chaoten-specialist in wording en, oja, ervaringsdeskundige op het gebied van ADD, zeg maar ADHD maar dan zonder de H van hyperactief. Onder andere.

Dit jaar kan moeilijk vooral ADD-jaar genoemd worden. Het was het jaar dat begon zonder Els maar met een hernieuwde kennismaking met Karin, die we tot dan toe vrijwel alleen in Els’s gezelschap zagen. Het begon met mijn artikel over mediterende artsen, dat ik eind 2013 af had willen hebben. Het was het jaar van nieuwe journalistieke opdrachtgevers. Het jaar waarin ik voortaan rond zes uur opstond. Het was het jaar waarin ik post ging bezorgen, voor het geval dat. Het was het jaar waarin mijn vader naar het verpleeghuis ging en mijn moeder na vijfenveertig jaar weer het grootste deel van de dag alleen was. Waarin ik een nieuw soort gesprekken met mijn moeder voerde. Het was het jaar waarin Erwin en ik op fietsvakantie gingen, door Nederland en door het Eerstewereldoorlogslagveld  in West-Vlaanderen. Het jaar waarin ik meer kilometers schreef dan ik in jaren gedaan had. En het jaar waarin mijn psycholoog tegen me zei dat wat ik had wel erg als ADD klonk en ik, opgelucht, op zoek ging naar hulp van iemand die goed begreep wat dat betekent.

En toen, begin oktober, werd die hulp serieus, ging ik steeds openlijker over ADD praten en begon ik deze blog. Leek al het andere in mijn leven plotseling minder belangrijk. Of kwam het, op zijn best, in de schaduw te staan van deze nieuwe richting in mijn ontwikkeling. Zelfs mijn vader. Zelfs mijn werk. Leek 2014 een ADD-jaar te worden. De ontdekking dat ik in ieder geval erg veel gemeen heb met mensen die de diagnose ADD of ADHD hebben, zoveel dat wat hen helpt, mij ook helpt, heeft mijn kijk op mijn leven tot nu toe veranderd. En veranderde ook mijn kijk op de toekomst. Zij het dat het me, dankzij zen en dankzij Effectief met AD(H)D, vooral sterkt in mijn toch al steeds sterkere overtuiging dat ik het verst kom, me het gelukkigst voel en het best bijdraag aan het geluk van anderen, als ik dicht bij mezelf blijf. Als ik schrijf dus, bijvoorbeeld. En vanavond een klein maar fijn feestje vier met mensen die me dierbaar zijn.

Volgend jaar verder. Met ADD, dat voorlopig heel belangrijk blijft. Misschien zelfs wel belangrijker wordt. En tegelijk steeds meer een eigen plek krijgt, niet boven maar naast al het andere.

Omdat ik het niet laten kan: en toen, toen kwam er een roze olifant met een lange snuit en die blies blogjaar 2014, met ADD, dank  en mooie vooruitzichten, wis en waarachtig uit.

Stok achter de deur van vandaag: Erwin Wesseling. Dank je Erwin, voor dat en nog veel meer!

Hoe schrijf ik?

anke-site_23-klein-300x200Ik denk dat je er niet doorheen komt’, zei mijn moeder laatst. Ze had het over de AD(H)D-diagnose die, naar verwachting, volgende week (!) volgt op mijn intake-gesprek,  begin november (!), bij PsyQ. Voor mij is de diagnose geen halszaak – ik ben vooral blij dat ik inmiddels goede hulp heb. Verzekering- en belastingtechnisch kan een diagnose handig zijn. Maar gezien het verloop van het intakegesprek hecht ik er inhoudelijk weinig waarde aan.

‘Huh?’ ‘Bij Psy-dinges, waar we dat onderzoek hadden. Ik denk dat ze je afwijzen (!). Je kunt veel te goed verwoorden wat je hebt.’

Dank mama, voor dit kunstig verpakte compliment. Mijn schrijven roept twijfels op over mijn moeilijke verhouding tot prikkels. Mijn moeder is niet de eerste die dat zegt. Dus nog maar eens mijn stokpaard: dat ik beter schrijf dan vertel, is volgens mij niet ondanks maar dankzij mijn (vermoedelijke) ADD. Schrijven geeft me tijd om over mijn woorden na te denken, dwingt me om bewust te kiezen wat ik hoe vertel en doet me  goed. Daarmee is schrijven, in de termen van het ADHD-centrum, voor mij een belangrijke hulpbron geworden. En nu bedacht ik, naar aanleiding van herinneringen aan mijn vader in zijn jongere jaren, dat ik vaker het isolement van mijn werkkamer, nodig om te kunnen schrijven, wil verlaten. Dat ik een socialer werkleven wil. Ik ontdekte ik dit jaar bovendien dat ik er heel blij van word als ik anderen enthousiast weet te maken over wat ik zelf graag doe, zoals schrijven en mediteren. Eén plus één is twee: ik wil de lessen die ik, worstelend met pen en papier, geleerd heb, overdragen aan anderen die vaak moeite hebben om het hoofd erbij te houden.

Mijn eerste stap zette ik een paar maanden geleden. Een tekstschrijfster die ’toevallig’ mijn pad kruiste, Manon Kleijn, vertelde ik over mijn plannen. Zij enthousiast. Manon geeft vaak schrijftrainingen aan mensen die vanwege hun functie geacht worden te kunnen schrijven (beleidsmensen, bijvoorbeeld) maar daar juist moeite mee hebben. Ze merkt dat veel lesmethoden ervan uit gaan dat ieder brein min of meer op dezelfde manier met informatie omgaat. En dat leren schrijven dus een kwestie is van een methode leren en die toepassen. Nou, lang niet altijd dus. Manon wil inzicht krijgen in hoe verschillende breinen verschillend denken en daar in haar lessen op inspelen. Ik wil vooral het plezier overbrengen dat schrijven mij brengt. Ter voorbereiding op workshop die we nu samen ontwikkelen, stelde Manon voor dat ik in kaart breng hoe ik schrijf.

Nou, gewoon, zo.

Dat klinkt simpel. Dat is het en dat is het niet. Bewijst de totstandkoming van deze blog. Soms schud ik hem in no-time uit mijn mouw, vandaag kost het me uren. Dat ligt niet aan het onderwerp. Dat ligt eraan dat ik begon aan het eind van de dag, toen ik bij de Hub was en dacht: ‘Ik wil naar huis. Maar mijn blog moet nog. Laat ik even doorbijten, dan heb ik tenminste nog wat aan mijn avond.’ Terwijl ik nauwelijks wist waarover ik zou schrijven.

Gisteren schreef ik wel ‘vanzelf’. Net toen ik bijna besloten had dat het een onmogelijke vraag was, beschrijven hoe ik schrijf, ging ik zitten en schreef wat er kwam. Zie hier het begin van mijn antwoord: schrijven lukt me het beste als ik ‘vrij schrijf’, oftewel, als ik schrijf zonder mezelf een doel en beperkingen op te leggen. Mijn gedachten volgend, zelfs als die ‘stom’ zijn of over onbenullige of gênante zaken gaan. Dus vooral niet bezig ben met dat het zinnig moet zijn wat er komt. Juist dan komen, als het moment daar is, de zinnigste zinnen.

Vandaag moest het gelijk goed zijn. En snel een beetje. Soms lukt dat. Mits, les twee, ik mijn verhaal goed heb voorbereid. Met lezen, interviews (mits ik ook die goed voorbereid heb), nadenken over het hoe en waarom van het verhaal, het ordenen van de informatie. En, minder bewust maar niet minder belangrijk, door de informatie te laten ‘gisten’, zoals free-writing-goeroe Natalie Goldberg het noemt, tot me door laat dringen, af en toe in mijn gedachten op laat borrelen, er misschien een aantekening over te maken en verder juist te laten begaan. En door iets dat ik lang onderschat heb en wat, lang leve ADD, eeuwig zoeken naar balans hoezee, mij verreweg de meeste moeite kost: ervoor zorgen dat ik fit en gefocust ben, zowel tijdens het verzamelen van de informatie als tijdens het schrijven.

Schrijven als ik moe ben en vooral uitkijk naar wat ik erna komt, dat werkt niet.

Dus ging ik naar huis. Deels wandelend, langs het water, door de kou. At. Hakte een knoop door die me, weet ik nu, in de weg zat tijdens mijn eerdere schrijven vandaag. Daarna ging ik zitten en schreef wat er te schrijven was.

Stok achter de deur van vandaag: Marlijn Wesseling. Dank je Marlijn!

Door Kerst overvallen

Het is Kerstavond. Ook bij ons. Kijk maar naar de foto. Onze boom is klein, maar hij staat er al vier dagen. Andere jaren kocht ik er op 23 of 24 december een, of nam ik me voor er volgend jaar toch echt een te kopen. Nu kwam Erwin met dit boompje aanzetten. Ik had de kerstversieringen van vorige jaren uit de kelder gehaald, met het idee daar andere planten in huis mee te behangen. De doos staat nog vrijwel onaangetast in de kamer. Komt nog. Net als de Kerstkaarten nog komen. Ik zou ze dit jaar eens ruim op tijd versturen. Dankzij mijn postbaan weet ik maar al te goed wanneer dat is.

En toch overviel het me weer, de Kerst. Anderhalf uur geleden zocht ik nog boodschappen bij elkaar, waarvan ik gisteravond bedacht dat ik ze niet pas morgen in huis kan halen. Die kerstkaarten zullen nieuwjaarskaarten worden. Dat ik nooit echt voorbereid ben op dagen als Kerst, zal er deels mee te maken hebben dat ik geen gezin en geen baan heb en dat we thuis ook geen grote Kerstvierders waren. Ik heb veel kerstavonden aan de rand van het zwembad, in hotelkamers of in de bioscoop doorgebracht. Omdat ik op dat moment in een warm land woonde waar meer mensen Kerst aan het zwembad vierden, maar vaker omdat ik gewoon weg wilde zijn, geen zin had in ‘gedoe’. Sinds ik vorige week schreef dat ik tegen smartphones was en tegen zoveel dingen waar ik niet mee om wist te gaan, trek ik het waarom van mijn weerstand in twijfel. Goed, ik heb moeite met het commerciële circus rond de Kerst en met idee de vrede te bezingen terwijl oorlog elders in de wereld welig tiert. En ik heb meegekregen dat het niet-Nederlands is om aan Kerstavond veel betekenis te hechten; Kerst is hier toch op 25 en 26 december? Maar juist zonder me al te zeer verbonden te voelen aan strakke tradities, ben ik helemaal vrij om deze donkere dagen aan het eind van het jaar, waarin veel  mensen elkaar opzoeken en extra aandacht geven, in te vullen zoals ik dat zelf wil. En ik houd best van gezelligheid, helemaal op donkere dagen.

Moet ik er alleen wel op tijd aan denken. En daarbij zitten mijn ADD-trekken me in de weg.

Vorig jaar om deze tijd – 24 december, 19.39 uur – zat ik te schrijven. Ik werkte aan een opdracht die ik maanden eerder enthousiast had binnengehaald, waar ik twee weken eerder een bijeenkomst voor had bijgewoond, een week daarna twee mooie  interviews voor had afgenomen en dat de krant in kon zodra ik klaar was. Door omstandigheden was dat er niet van gekomen, maar nu moest het gebeuren. Ik schatte nog heel even nodig te hebben. Ik wilde voor de Kerst klaar zijn en zo niet dan toch in ieder geval voor de afscheidsceremonie van Els, op de 27e december.

Ik heb niet meer met Erwin op de bank gezeten, die Kerstavond. Zal ergens in de nacht naar  bed zijn gegaan. Eerste, tweede en derde Kerstdag lag mijn schrijven stil; daarna ging ik ‘nog even’ verder. Eind januari stond het verhaal in de krant. Ik was er trots op en tegelijk schaamde ik me. Ik wilde zo graag en deed er zo lang over. Ik schaamde me zo zeer dat ik de betreffende krant sindsdien nauwelijks  meer durfde te benaderen… en dat ik naar de psycholoog stapte. Die, dat weten jullie inmiddels, over ADD begon. Wat volgde is geschiedenis.

Deze Kerstavond blog ik. Maar niet te lang. Ik wil dat dingen anders gaan. Dingen gaan ook anders, al heb ik de neiging om vooral te zien wat nog niet gaat zoals ik wil. We hebben inmiddels gegeten, het is kwart voor tien, ik loop dit stukje nog een keer na op fouten. Goed, morgen is het pas echt Kerst. Dan kook ik voor (Erwin en mij en) mijn moeder, op de eerste Kerst dat mijn vader niet meer thuis woont. Daar wil ik helemaal bij zijn, uitgerust en al. Dat ben ik niet vaak, op dat soort ‘onverwachte dagen.’ Er is altijd wel iets dat nog af moet.

Zoals dit verhaal. Net toen ik dacht dat ik bijna klaar was, kwam Erwin zeggen dat het eten klaar was. Ik stond niet gelijk op. Zou ik een razendsnel einde breien aan deze blog of doorgaan tot het perfect is?

Het is een combinatie geworden. Het is Kerstavond, maar dat zegt ons allebei niet zo heel veel. We hebben gegeten en daarna ging ik terug voor de finishing touch. Eventjes maar. Doet er niet toe, wat Kerstavond voor mij betekent. De komende dagen wil ik vrij en fit zijn. En de rest van deze avond besteed ik met de man die mij lief is.

Stok achter de deur van vandaag: Rein Cremer. Dank je Rein!

Els

terug-uit-driebergen-225x300Vandaag waren we bij Els. En zij bij ons. Achter een bemost heuveltje, onder een dekentje van aarde, bladeren en bloemen in het bos. Onderweg daarheen kwam ze uit de grijze dag tevoorschijn, toen koetjes en kalfjes plaats maakten voor herinneringen. Voelbaar was ze ’s middags in haar ouderlijk huis, tussen haar familie en vrienden. Minstens even vertrouwd als op de foto waarop ze ons tegenwoordig vanaf de schoorsteenmantel aankijkt, soms geamuseerd, soms streng, vaak bemoedigend. Net als ik, is Els graag op zichzelf maar geniet ze ervan als ze de vele mensen die haar dierbaar zijn om zich heen heeft. Precies een jaar geleden overleed zij, onze vriendin en getuige. Twee van de vier jaar dat ik haar goed kende, wist ze dat ze ziek was. Patiënt was ze nooit. Hoe beroerd ze zich soms ook voelde, ze weigerde daarin op te gaan. Zolang er te leven viel, moest en zou ze leven.

Els helpt me. Toen zij overleed, had ik de term ADD niet op mijn netvlies. Wel praatte ik vaak met haar over het boek dat ik schreef en maar niet afkwam, de noodzaak om een baantje te zoeken en vrees dat dat me van mijn ambities afhield, me altijd druk voelen en nooit opschieten. In de zenlessen behandelden we in die tijd de vraag ‘Als mijn enige zekerheid is dat ik zal sterven, en ik alleen niet weet wanneer, wat moet ik doen?’ Els beantwoordde hem in de praktijk: vrienden zien, reizen, maar ook veel thuis zijn, lezend, klussend, mailend. Kiezen voor wat ze op dat moment echt wilde.

Mijn antwoord luidde dat ik meer tijd en aandacht wilde besteden aan de mensen om me heen. Schreef Els vervolgens, met buikpijn en moeite, een brief. Ik wilde haar  nog zoveel vertellen en vragen, maar in levende lijve lukte dat niet. De brief was bijna af toen ze me vanuit het hospice een sms’je stuurde: hebben jullie zin en tijd om langs te komen? Zo kon ik de brief persoonlijk geven, de laatste keer dat ik haar zag. In haar antwoord moedigde ze me aan om veel en veel meer te doen met mijn schrijftalent, met mijn vermogen om uit te drukken wat ik wil uitdrukken. Ik denk daar deze maanden vaak aan.

Drie maanden terug hielp ze me opnieuw. De term ADD was inmiddels gevallen en ik had me aangemeld bij PsyQ, want hun behandelingen zijn gratis. Misschien zou het meevallen, hun focus op problemen. Maar ik twijfelde. Surfde naar de site van het ADHD-centrum, las over de opleiding Effectief met AD(H)D, ontdekte dat die nog geen twee weken later van start ging. Mijn blik dwaalde van mijn scherm naar het prikbord ernaast, dat ik zelden bewust zie. Toen wel. Deze foto zag ik, van Els en mij op hetzelfde traject als we vandaag reisden. ‘Dat is het’, zeiden haar ogen, ‘en dat weet je best. Hoe je het doet, doe je het, maar ga voor wat je energie geeft. Het leven is te kort om met minder genoegen te nemen.’

Dank je Els!

Stok achter de deur van vandaag: Ted Eggink. Dank je Ted!

Het ding de baas

Geen stok achter de deur vandaag. Ik ontdekte het pas toen ik vanochtend op mijn blogplanning keek wie de blog van vandaag zou steunen. Opluchting. Weet nu weer waarom ik mezelf blogvrij gun. Heeft te maken met een speciale blogeditie aanstaande zondag, 21 december. En met de komende Kerstdagen. Niet met mijn nieuwe mobiel. Daarvan had ik begin oktober, toen ik het schema maakte, nog geen benul.

Het komt dus goed uit, even geen stok. Ik heb een nieuwe mobiel. Een slimme. Een niet-ADD-bestendige. Een duizelingwekkende hoeveelheid apps die ik nooit heb aangevraagd. Moet nog wel mijn telefoonnummers overtikken – voor het kopiëren van mijn vorige sim-kaart is hij helaas te slim. Ik ben blij met het ding en sta te kijken van mijn kicken. Ooit was ik ’tegen’, zoals ik tegen zoveel was waar ik niet mee om wist te gaan. Ik heb zin om te profiteren van de leuke dingen ervan. Altijd een camera bij de hand. Gratis app’en, zelfs met vriendinnen in Argentinië en, wie weet, broer in Berlijn. Mails, Facebook en de reiswijzer checken in de trein. Filmpjes. Kranten zonder stapels. En al die dingen waar ik nog geen weet van heb.

Maar vooralsnog bevestigt ‘het ding’ mijn angsten. Twee metro-, trein- en tramritten, samen anders goed voor een dik uur staren, mijmeren of, laat ik er eens een Zen.nl-term ingooien, ‘bubbelen’, gingen op mijn eerste dag als eindelijk volwaardig meetellende telefoonbezitter geheel aan me voorbij. Oplaadtijd werd energievreter. Kan niet navertellen wat ik gezien heb, noch welke ideeën ik onderweg heb opgedaan. Mede-reizigers zag ik pas toen ik, twee haltes voor mijn eindbestemming, de telefoon vermoeid wegstopte. En dan had ik alleen nog maar ge-sms’t, wat ik voorheen ook deed onderweg. Het tijd- en energieverschil zat hem in het wennen aan een nieuwe manier van typen en in het zie-je-wel-effect. Een smartphone verslaaft, een smartphone leidt af, een smartphone…. niets voor mij, zie je wel?

En nu is het nacht en kan ik niet slapen. Weet inmiddels dat ik daar niemand de schuld van kan geven – niet mijn ouders die vandaag meer tijd opslokten dan ik ze toebedacht had, noch de mensen die mijn werkrust verstoorden, noch Erwin die ergerlijk rustig op de bank zat terwijl ik na-stuiterde van de dag. Geen persoon maar een ding is nu schuldig. Het ding waarmee ik de dag begon – “Het zou toch moeten kunnen, die nummers kopiëren?!’ – en eindigde – ‘Is dit wat, als wektoon?’

Aan mij om dat ding op te voeden. En om ‘zie-je-wel’ maar weer eens een nieuwe betekenis te geven. Dat doel voelt zowaar een beetje als een stok achter de deur.

Iets raars

Er was iets raars vandaag. Ik kan het alleen niet duiden.

Van buitenaf gezien was het raarste dat ik vanochtend alleen wakker werd. Erwin was uit logeren. Maar dat was het niet. Ik kwam nog later te laat dan ik anders wel eens doe, bij mijn netwerkgroep bij de Hub. Dat was het ook niet. Bijzonderder was, dat ik, na een korte ‘sorry’ gewoon rustig mijn verregende jas uitdeed, mijn spullen uit mijn tas haalde en vrijwel direct in de verhalen van anderen zat. Ik hoorde vrijwel elk woord dat zij uitspraken en die woorden drongen nog tot me door ook. Waar waren de haast, de stress, de wolk van zelfverwijt die me bij een te late aankomst normaal gesproken nog gemakkelijk een kwartier verdoven? Waar was……….hé, er daagt me iets………… de schaamte?

Kort na mijn binnenkomst nam ik het woord. Zonder excuses. Normaalste zaak van de wereld. Nauwelijks voorbereid, nauwelijks zenuwachtig.

Het effect van de cursus? Van het kijken naar en schrijven over schaamte? Twee dagen les, één blog, exit schaamte-voor-het-leven?

De dag ging rustig verder, ongewoon rustig. Ongewoon voor de maandag, zeker voor een maandag na een door cursus opgebroken werkweek. Niet rustig qua activiteiten – twee afspraken, een artikel, lunch, kopij voor een nieuwsbrief inventariseren, enkele telefoontjes, mails, gevolgd door boodschappen, koken, eten, haasten, zen. Wel rustig qua stemming. De eerste stress kwam net pas, een minuut of twintig voor mijn blogdeadline. Al was ook die beperkt. Ik snap het niet. Ik moet moe zijn. Gisteravond – alleen thuis, je kent dat wel – ging ik pas tegen half twee slapen, vijfenhalf uur later ging de wekker weer.

Ik wacht op de terugslag. De siësta waar ik twaalf uur later uit ontwaak. Of morgen wel proberen maar niet kunnen en dan alsnog boos zijn. Of de schaamte, de kramp in mijn buik, als ergens morgen, op een onbewaakt ogenblik, tot me doordringt wat ik nu weer heb geschreven.

We zullen zien.

Stok achter de deur van vandaag: Hanneke Dijkman. Dank je Hanneke!

Ik schaam me

Ik schaam me bij voorbaat voor deze blog. Wie daar moeite mee heeft, klikke vooral snel verder.

Ik schaam me, omdat schaamte een rot-onderwerp is.

Ik schaam me, omdat me, daags na weer twee cursusdagen, geen ander onderwerp te binnen schiet.

Ik schaam me, omdat het onderwerp schaamte veel bij me losmaakt.

Ik schaam me, omdat ik me al mijn hele leven schaam.

Ik schaam me, omdat ik nauwelijks  weet hoe dat komt.

Ik schaam me, omdat me inmiddels duidelijk is dat ik daar helemaal niet zoveel reden toe heb.

Ik schaam me, omdat schaamte me van zoveel stappen weerhouden heeft.

Ik schaam me, omdat schaamte me blind maakt voor wat ik allemaal wel doe en kan en heb gedaan.

Ik schaam me, omdat ik het nu benauwd krijg.

Ik schaam me, omdat ik bang ben dat lezers, waaronder opdrachtgevers, misschien op dit stukje afknappen.

Ik schaam me, omdat ik die opdrachtgevers zo vaak dingen heb toegezegd die ik niet nakwam.

Ik schaam me, omdat ik juist de dingen waar ik het meest enthousiast over ben, het meest voor me uit schuif.

Ik schaam me, omdat ik zo tijd en energie en talent en kansen te grabbel gooi.

Ik schaam me omdat ik die schaamte nooit echt van me af heb geschud.

Ik schaam me, omdat twee dagen ‘werken aan schaamte’ me rust en energie heeft gegeven.

Ik schaam me, omdat schaamte, volgens de trainers bij het ADHD-centrum,vrijwel altijd voortkomt uit patronen in je gezin van herkomst.

Ik schaam me, omdat dat zou betekenen dat ik mijn oude ouders wat te verwijten heb.

Ik schaam me, omdat ik weet dat die veronderstelling niet klopt.

Ik schaam me, omdat ik desondanks dat gevoel heb. Of had.

Ik schaam me, omdat me pas tijdens familie-opstellingen, gisteren, duidelijk werd, dat ik wel heel veel voor anderen – mijn vader en moeder, in dit geval – heb ingevuld zonder te weten wat er echt in hen omging.

Ik schaam me, omdat ik daardoor zo vaak zo gemakkelijk afstand heb genomen.

Ik schaam me, omdat het met zo’n oefening opeens zo gemakkelijk lijkt om anders tegen mijn ouders, mijzelf en alles en iedereen om me heen, aan te kijken.

Ik schaam me, omdat ik deze werkdag niet bloggend begon, zoals andere post-cursuswerkdagen.

Ik schaam me, omdat ik dik 240 mails in mijn mailbox heb en er daar vandaag nog maar enkele van heb bekeken.

Ik schaam me, omdat ik besloten heb om mijn werk, mijn betaalde journalistieke werk, eindelijk weer eens wat serieuzer wil nemen dan ik lang gedaan heb.

Ik schaam me, dat ik daar een blog en een cursus, beide volgend op lang sluimerend ongenoegen, voor nodig heb.

Ik schaam me, omdat ik bang ben dat ik mijn voornemen – in concreto: weer in volle vaart en met mijn oude creativiteit, doorzettingsvermogen en enthousiasme achter journalistieke opdrachten aangaan, die opdrachten goed en tijdig afronden en binnen enkele dagen daarna weer aan de volgende beginnen, zodat ik in de flow blijf en de kachel blijft roken – over een paar dagen weer vergeten ben.

Ik schaam me, omdat ik me realiseer, dat ik vandaag al de eerste stappen gezet heb.

Ik schaam me, omdat ik nu met de blog moet stoppen. Op naar een interview, dat vanochtend nog niet in mijn agenda stond.

Stok achter de deur van vandaag: Diny Blad. Dank je Diny!

De normaalste zaak van de wereld

normale-wereld_janna-kool-300x208Morgen en overmorgen duik ik weer in de opleiding Effectief met AD(H)D. Die is dan halverwege. Als bijna vanzelf blik ik terug op de afgelopen twee maanden. Dus kwam ik vanochtend een vrouw tegen die aanwezig was bij de laatste Hub-netwerkbijeenkomst voordat ik met opleiding en bloggen. Ik had haar sindsdien niet meer gesproken.

Toen, eind september, nam ik het woord ADD nog niet in de mond. Tijdens die netwerkbijeenkomst vertelde ik over de oorsprong van mijn schrijven: ik vond het als kind moeilijk om in een groep mijn zegje te doen, ontdekte dat papier geduldig was en bleef vervolgens schrijven en schrijven en schrijven. Heb ik hier inmiddels vaker verteld, maar toen betrof het een nieuw inzicht. Ik voegde eraan toe dat ik graag in contact wilde komen met anderen die moeite hebben om zich te concentreren. Zij was een van de drie (in een groep van vijftien) die reageerden, een uurtje na de bijeenkomst in een mail:
‘Wat jij beschreef, dat herken ik heel goed. Liever even rustig nadenken over mijn zinnen, in de situatie zelf ben ik meestal van mijn a propos. Ik denk wel eens: zal ik een debatteer-cursus doen… 🙂

Nu vertelde ik haar over mijn blog, over ADD. ‘Heeft het daarmee te maken dan?’
Grote ogen. ‘Waarschijnlijk wel’, zeg ik. ‘Heeft een psycholoog tegen me gezegd, een diagnose heb ik niet. En wat ADD  precies inhoudt weet niemand, dus zoveel zou dat niet zeggen. Maar ik herken in ieder geval veel in alles wat ik er de laatste tijd over gehoord en gelezen heb.’
‘Een vriendin van me heeft ADD’, antwoordt zij. ‘Zij heeft me weleens uitgelegd hoe dat werkt. Eerlijk gezegd vind ik het moeilijk om dat serieus te nemen. Ik denk: ‘als iemand zich prettig voelt bij zo’n labeltje, moet hij dat zelf weten. Ik zou me er beperkt door voelen.’

Dat heb ik vaker gehoord. Sterker: ook al is de suggestie dat ik ADD heb aanleiding voor deze blog, ook ik heb niets met labeltjes. Ik hoop duidelijk te maken dat ADD voor mij hooguit een verklaring is, een verklaring voor dingen die niet lopen zoals ik zou willen. Of meer nog: een zoekrichting voor oplossingen. Voor mij begint dat zoeken naar oplossingen er nu mee dat ik het beestje bij de naam noem. Al zeg ik erg raag bij dat ADD maar een van de vele ‘beestjes’ is die maken dat ik ben wie ik ben en dat mijn leven loopt zoals het loopt.

In de week tussen die bijeenkomst in september en mijn ‘coming out’ als vermoedelijke ‘ADD-er’, biechtte ik een andere vrouw op dat ik misschien ADD heb. Fluisterend. Aanleiding: ik stond versteld van de manier hoe zij, met tekeningen en pijltjes een ingewikkeld verhaal inzichtelijk kan maken, terwijl ze wegens dyslexie moeite heeft met schrijven. Ook in haar hoofd zit een vreemde combinatie van chaos en structuur. ‘Oh, dat heeft mijn broer ook’, antwoordde zij, verbaasd en laconiek tegelijk. Ze heeft het er vaker over gehad. ‘En mijn dochter ook.’ Andere familieleden hebben weer andere afwijkingen. ‘Maar één van mijn kinderen is normaal. Hoewel die wel erg van slag raakt als dingen opeens anders gaan.’ Afwijkingen, de normaalste zaak van de wereld, zo klinkt het.

Ik was verbluft en blij. Iemand die de term ADD kent. Die iets weet van de ‘symptomen’. Te vriend houden, dacht ik, altijd fijn om iemand te hebben met wie ik kan praten over wat niemand begrijpt.

Toen kwam die presentatie. De blog. De opleiding. Dat ik bij de opleiding ‘soortgenoten’ zou treffen, natuurlijk, was te verwachten. Al waren zij ‘normaler’ dan dat ik me hen had voorgesteld. Zo zie je maar wat labeltjes doen – ook ik ben erin getrapt. Dat er in de afgelopen twee maanden, nog afgezien van tijdens de opleidingsdagen, geen drie dagen voorbij zouden gaan zonder dat iemand tegen me zei dat hij of zij zelf ook ADD heeft, of iemand in de nabije omgeving heeft die dat heeft, of op zijn minst zoveel herkent in mijn verhalen dat hij/zij vermoedt dat……, nee, dat niet.

We trekken onze agenda’s, de vrouw met vriendin met labeltje. Ik noem drie data. Aarzelend kiest zij er een uit. ‘Altijd als ik een afspraak in mijn agenda wil zetten krijg ik een beetje de kriebels. Kan het eigenlijk wel?’ ‘Hmm, dat heb ik nou ook.’ Ik voel een glimlach, zo’n zie-je-wel-glimlach, die voor ‘goed-fout’ zou kunnen doorgaan. ‘Ik heb altijd het idee dat andere mensen gewoon aanvoelen wanneer ze wel of niet iets kunnen plannen’, aarzelt zij. ‘Sommige wel ja. Maar niet iedereen.’

Stok achter de deur van vandaag: Janna Kool. Dank je Janna!

Schrijven met-zonder beperking

schrijven-met-zonder-beperking-300x168Welles, maandag was wel een dag te vol. Ik eindigde de  dag energiek en blij bloggend. Daaruit dacht ik te kunnen opmaken dat ik, dankzij de opleiding Effectief met ADHD en heldere doelen voor ogen, inmiddels meer kan hebben. Dat  het een absurde gedachte is dat vier afspraken op een dag me teveel is. Goed, andermans webteksten schrijven tussendoor, dat lukte niet. Dat vond ik jammer, maar ik had er alle vertrouwen in dat het de volgende dag goed zou komen. Vandaar het positieve einde van mijn verhaal van die dag.

Dat positieve einde trek ik terug. Het kwam niet goed, de volgende dag. Goed, ik had ’s ochtends een afspraak die erg leuk en inspirerend was. Jippie. Daarna de hele middag vrij voor het schrijven van die teksten. Jippie. Ik ging ervoor zitten, tot vier keer toe. In de bibliotheek, zonder in te loggen op internet. Lekker rustig. Ik heb foto’s uitgezocht. Mijn digitale to-do-lijst weer eens bijgewerkt. Een paar keer koffie gehaald, het uitzicht op de nieuwe markthal bewonderd, mijn mail gecheckt op andere computers, wat gebrainstormd op papier, onder andere over die teksten. Een boek geleend dat ik al van een vriendin geleend heb, zodat ik dat haar snel terug kan geven. O ja, en toen ik voor de vierde keer zag gebeuren dat die teksten in steekwoorden bleven hangen, ben ik de markt opgelopen om inspiratie op te doen voor Sint-cadeaus.

Onderweg naar huis, bedacht ik me dat ik nog wat vergeten was. De volgende ochtend, woensdag 3 december, zou ik samen met Gwendoline Haslinghuis van Schrijfpaleis 010 een workshop verzorgen in het kader van Wereldgehandicaptendag: Schrijven met-zonder beperking. Ter introductie en inspiratie zou ik een verhaal vertellen. Over beperkingen en over beperkingen als kracht. Met als voorbeeld dat ik ooit ben gaan schrijven omdat ik vreselijk verlegen was en omdat het in mijn hoofd zo’n rommeltje was. Schrijven hielp me mijn gedachten te ordenen en over te brengen wat ik niet durf te vertellen. Ik was zo blij met die ontdekking, dat ik dat ben blijven doen, totdat ik goed genoeg was om er mijn beroep van te maken. Ik zou mijn betoog eindigen met de stelling dat mensen met een beperking volgens mij altijd wel ergens goed in zijn. In sommige dingen zelfs beter dan anderen, niet ondanks maar dankzij  hun beperkingen. Kijk maar naar mij. En hebben blinden niet vaak een heel sterk gehoor?

Hoezo, beperking als kracht, snauwde ik me op mijn fiets toe. Welke kracht? Uitstellen, me laten afleiden, dáár ben ik sterk in. Mijn gevoel ontkennen, ook een gouden gave. Voelde me moe, maar bleef proberen. Deadline is deadline. Eenmaal thuis, chagrijn. Eten, opruimen, lezen, snauwen, naar bed. Wakker liggen. Ik schreef mijn beperking=kracht=relatief-verhaal om drie uur ’s nachts. Had ik dat maar gehad. ‘Deed’ die workshop, vrijwel zonder deelnemers. Werkte de rest van de dag aan die teksten. Tussen meer Facebook, foto’s, lijstjes door. En tegelijk met het Pronkstuk van Ted, dat gelukkig wel gemakkelijk uit mijn vingers kwam. Tot ik, na negenen, wankelend naar bed ging.

Gisteren een nieuwe poging. Fitter, na eindelijk een behoorlijke nacht, gevolgd door twee meditatiesessies in de vroegte. Deel één van drie delen van de opdracht is af. Best aardig geworden, al zeg ik het zelf.  De rol van de beperking? Die laat ik maar even buiten beschouwing.

Stok achter de deur van vandaag: Joost Burger. Dank je Joost!

Een dag te vol

canvas-bij-hub-300x225
Workshop Business Model Canvas bij de Hub, heb ik ook nog gedaan laatst

Die kop heb ik nu wel boven deze blog gezet, maar ik vraag me af of hij klopt. Hij schoot me te binnen toen ik tegen zessen vanmiddag door de kou naar huis fietste, wetende dat ik een uur later opnieuw door de kou zou fietsen. En ik was al zo moe en mijn dag was al zo vol geweest en wat is het toch altijd op die maandagen tegenwoordig, ik weet toch dat mijn dag dan vroeg buitenshuis begint en laat buitenshuis eindigt en dat ik tussendoor veel te veel wil op een plek die veel te leuk is om rustig te kunnen werken en dat ik dan weliswaar heel veel doe maar zelden of nooit toekom aan het betaalde schrijfwerk dat ik als ‘het echte werk’ beschouw waardoor ik aan het eind van de dag altijd het gevoel heb dat het teveel en tegelijk te weinig was en ik de nacht van zondag op maandag zo vaak relatief slecht slaap want ojee het is dan weer bijna maandag en de maandag is altijd zo lang en vol en waarom heb ik het toch opnieuw zo veel en veel en veel te vol gepland, maar ach, het zijn wel allemaal leuke dingen die ik gepland heb, ach weet je wat, laat ik maar rustig gaan slapen, tegenwoordig komt het uiteindelijk meestal best wel goed met die maandagen. En soms lukt dat dan en soms niet. Vannacht lukte het.

En het kwam inderdaad best wel goed. Zo voelt het nu, om 23.17  uur, tenminste. Beter tenminste dan tegen zessen. De dag begon, zoals elke maandag, bij de netwerkversterking van Impact Hub Rotterdam. Ik was voorzitter nota bene. Zijn we in principe bij toerbeurt allemaal weleens maar op de een of andere manier heeft het dik anderhalf jaar geduurd voordat ik voor het eerst mijn beurt op me nam. Vandaag was mijn tweede keer. Ging best goed, al zeg ik het zelf. Was alweer stukken minder zenuwachtig dan bij beurt één en we begonnen en eindigden precies op tijd. En op mijn wekelijkse netwerkvraag kreeg ik reacties waar ik blij van werd. Daarna, achtereenvolgens: een pronkstuk-interview over de surprise van Ted (mooi!), een 1 op 1 met Guido over zijn e-book en mijn snode website- en social mediaplannen (gaaf, weer wat stappen verder), lunch met bonen en sla (mmmmmm) en heel veel mensen (gezellig!), een paar mails, druppel op de immer gloeiende mailplaat (maar toch, een druppel), een poging om dan toch eindelijk de webteksten te schrijven die ik vorige week maar uiterlijk dan toch echt morgen beloofd heb (… leuk, dat worden ze wel…), tussendoor nog even een telefoontje met mijn herstellende moeder (nu al scherper zicht!) en tot slot, een gesprek met een jonge journalistiek-ambiërende post-collega met bewezen talent, over hoe hij dat talent benutten kan (o nostalgie en o wat houd ik van mijn vak 🙂 ). Daarna………..

nee, je laat het, niet meer verder met die webteksten, ook niet snel ff deze blog en dan naar friettent of Suri-Chinees maar gewoon lekker naar huis. Eten (jippie, stond klaar, dank je Erwin, het was nog lekker ook) en hup, naar zen. Geen les genieten deze avond, maar les assisteren. Da’s toch anders. Goed luisteren, niet alleen voor mezelf maar ook ten behoeve van feedback die ik te geven heb zo dat nodig blijkt. Gevolgd door twee keer twintig minuten ‘zitten’, thee, een rondje leerpunten en feedback light als ‘iedereen’ weg is. En dan weer fietsen, door die nog koudere want latere kou.

Ergens onderweg, in de loop van de zenles, popte de onwennigheid weer op. Nauwelijks vermomd dit keer, maar prettig. Ja, de dag was voller gepland dan ik waar kon maken,  nee ik ben nauwelijks aan mijn broodschrijven toegekomen. Maar wat een dag. Een goeie, die goed doet. En wat een kop. Vind hem leuk en zo mooi ADD, dus ik laat hem staan. Maar de lading dekken, nee dat doet ie niet.

Stok achter de deur van vandaag: Marco Tieleman. Dank je, Marco!