Ook gisteravond zat mijn rugzak vol. Even na tienen haal ik hem leeg, voor de incheckpoortjes op station Dordrecht. De oogst: een laptop, etuitje met muis, hotspot en telefoonoplader, een losse oplader voor de laptop, drie boeken, een schrift, een handvol Zen.nl-stickers, een agenda, een doosje potloden, een handje pennen, een jongleerbal, een aangebroken brood en pakje vleeswaren en, in zijvakken, drie apparaatjes voor internetbankieren, bij drie verschillende rekeningen. En een pakje koek. Een programmaboekje van het concert van zaterdagavond. Elastiekjes. Niet mijn portemonnee.
Terwijl ik die zoek, en daarmee, mijn OV-chipkaart, doet de impact van zeven jaar zen zich gelden. Ik blijf rustig, trek geen conclusies, behalve, kalm, dat mijn trein vertrekt. Daarna draai ik me op, en fiets naar de zendo, waar ik vandaan kom. Onderweg maken zorgen om mogelijk aanstaand geregel plaats voor herinnering aan de lessen van die avond. Ook in de zendo zoek ik min of meer rustig. Daarna bel ik Marije, woonachtig te Dordt, en vraag of ik bij haar kan logeren en geld mag lenen voor de terugreis.
Inmiddels weet ik waar ik mijn portemonnee het laatst gebruikt heb: in de Dirk van den Broek, op doorreis van vroege-ochtendafspraak naar de zendo. Mijn tas zat zonder brood en vleeswaren al vol, en er kwamen ook nog mandarijntjes en een kant-en-klaarmaaltijd bij. Na het afrekenen zal ik mijn portemonnee even opzij hebben gelegd om de boodschappen in mijn tas te kunnen krijgen. En hem vervolgens vergeten zijn. Moet ik nu, na half elf inmiddels, mijn bankpassen en OV-chipkaart blokkeren, en aangifte doen?
Ja, maar nee. Slapen is ook belangrijk, zowel voor mijzelf als voor Marije en haar gezin. Ik fiets naar hen toe, blij om hen weer eens te zien. Sander geeft me een treinkaartje dat hij ondertussen online vor me gekocht heeft (Dank je, Sander, en vreemd, dat ik daar zelf nou niet opgekomen was). We drinken thee en gaan naar bed.
Vanochtend sta ik een kwartier voor openingstijd voor “de Dirk”. Ik voel de aandrang om die tijd nuttig te besteden en op mijn telefoon alvast na te gaan wat ik allemaal te regelen heb en hoe. Doe ik niet. Ik kijk hoe het dinsdagochtendleven op gang komt op straat en in de winkel. Eenmaal open, haast ik daar naar binnen, recht op de servicebalie af. “Heeft u een portemonnee gevonden?” “Ja,” hoor ik zachtjes, terwijl mijn bruinsuède gevaarte uit een la tevoorschijn komt. Ik juich. De vraag “Wat is uw naam?” hoor ik pas na herhaling. Ik zit te vol. Net als mijn tas. Alle zen ten spijt. Schitterend mooi maar overvol weekend achter de rug, en nog nauwelijks tijd genomen om dat te verwerken. Van de drie boeken die ik meesjouwde heb ik alleen het dunste gebruikt. De dame achter de balie wacht, lachend om mijn blijdschap. Ik geef haar mijn naam, zij mijn mijn portemonnee. “Dankjewel”, zeg ik een keer of drie, “dit had ik niet durven dromen.”