Bron van frustratie

frustratieIk ben jaloers. Op jullie.  Ja jullie. Mijn lezers. Vooral de trouwe lezers onder jullie. Zo. Heb nog geen twintig woorden neergetikt en ik voel me nog boos worden ook. Niets persoonlijks hoor. Ben blij dat jullie er zijn. En doorlezen. Al maakt dat, dat doorlezen, me nog jaloerser. En bozer.

Ik weet natuurlijk niet in welke omstandigheden jullie nu zitten te lezen. Is dat op een tablet in een luie stoel of in de trein of ergens waar niets en niemand je kan storen, heb je er speciaal tijd voor vrij gemaakt en dingen voor opzij gezet, dan ben ik milder. Zit je jezelf, terwijl je dit leest, op te vreten omdat je hier eigenlijk helemaal geen tijd voor hebt en wéét dat elke minuut die je hier nog langer aan verdoet je minstens vijf minuten kost aan energie die je voor iets anders bedacht had, dan heb ik niets gezegd. Dan kijk ik je zuchtlachend aan. ‘Vind jij dat ook zo frustrerend’, vraag ik je dan, ‘al die mensen die gewoon overal tijd en rust en energie voor lijken te hebben? En niet alleen als ze er speciaal tijd voor inplannen, zich afsluiten, even niets anders meer hoeven en er dus goed voor gaan zitten? Of als ze lamlendig in bed liggen, net niet ziek genoeg om te slapen, maar wel ziek genoeg om het tegenover de buitenwereld te kunnen verantwoorden dat ze nu even niets meer hoeven en dus eindelijk, eindelijk, eindelijk toekomen aan de – fysieke of digitale – stapel leesvoer die onder de stapels ’to do’ ligt te wachten voor ‘als ik eraan toekom’? Zeg je ‘ja’, ben ik nog blijer. ‘Dus jij zou ook graag eens wat vaker de rust willen hebben, ook op werkdagen, om een wat langer artikel te lezen, een persoonlijke mail te schrijven, een blog te volgen, je neus achterna te surfen op internet of iets anders niet-strikt-noodzakelijks te doen, om vervolgens de draad der verplichtingen weer op te pikken en ‘gewoon’ af te maken?’ Ja? Een soortgenoot, hoera!

Kort na onze uiting van verstandhouding, zal ik me natuurlijk weer van je afwenden. De klokt tikt door en er zitten nog 95 mails in mijn inbox, ik had Erwin beloofd vandaag toch echt de afwas en boodschappen te doen, heb me (stiekem, zonder toezeggingen te doen waar teleurstellingen op kunnen volgen) voorgenomen om naar de wasserette te gaan (wasmachine is stuk en het komt er maar niet van om achter een betaalbare vervanger aan te gaan) en ik heb nog vier teksten liggen die ik vandaag zou lezen en corrigeren of beoordelen en dan wil ik vanavond ook nog eens gewoon fit en vrij het weekend in gaan. Een onmogelijke combi. Dus eerst deze blog maar en dan zien we wel waar en wanneer en hoe dit keer het schip strandt.

‘Wat betekent AD(H)D voor jou?’ Dat was de eerste vraag in de eerste oefening die we op dag één van de opleiding Effectief met AD(H)D deden. Ik heb het over een kleine twee weken geleden – het was er nog niet van gekomen om wat dieper op de lesstof in te gaan. De vraag werd gesteld vanuit het idee dat ADHD geen stempel is. Voor iedereen die de symptomen bij zichzelf herkent, is het effect anders. En is dus iets anders nodig om daarmee om te kunnen gaan. Het eerste antwoord dat bij me opkwam: ‘Een bron van frustratie.’ En vervolgens noemde ik ook leuk wat positieve dingen. Doorzettingsvermogen, creativiteit, avonturen als mijn Argentijnse. Ben ik goed in, positieve kanten belichten. Altijd opgewekt, altijd optimistisch. Ook over opdrachten die ik zal vervullen, natuurlijk, dit keer, binnen de tijd. Naar opdrachtgevers toe, tenminste. Zodat ik weet dat ze iets van me verwachten. Wat voelt als de stok achter de deur die ik nodig heb om in actie te komen. Thuis ben ik realistischer, om het positief te zeggen.

Een bron van frustratie dus.

Deze week opnieuw. Woensdagavond. Ik fiets na de zenles terug naar huis en verzucht blij: ‘Goh, ik ben een stuk fitter dan vorige week. Toen, na de les waarin ik maalde over ‘Doe ik het goed?, viel ik zowat om van de slaap. Niet vreemd, kort na die twee dagen cursus en twee keer tot kort voor middernacht bloggen. Ik kan me niet het exacte moment herinneren waarop ik over de vermoeidheid heen was, maar woensdagavond wist ik opeens dat het zover was. Ik blij. En vol goede moed voor de volgende dag. Zou ik lekker vroeg opstaan, misschien wel een extra ronde mediteren, een half uurtje vrijuit schrijven, eindelijk het interview regelen dat ik regelen zou en een flinke slag slaan in het terugdringen van mijn emailachterstand. Daarna opgewekt mijn postronde doen, eindelijk verder te lezen in de cursusreader en, na een rustige maaltijd, ontspannen te genieten van een optreden van Herman Brusselmans, lang geleden gereserveerd door de trouwe fan aan mijn zijde. Om de volgende dag, vandaag dus, mijn handen helemaal vrij te hebben voor deze blog en vervolgens een maandenlang klaarliggende opdracht zonder deadline.

En toen sliep ik niet. Of nauwelijks. Lag te malen. Over die mails, die opdracht en dat dit bloggen wel erg veel tijd in beslag neemt. Dus ik stond op. Zette, tegen inmiddels heel goed beter weten in, de computer aan. Ging om half vier terug naar bed. Bleef ’s ochtends dus wat langer liggen. En toen Erwin van de nood een deugd probeerde te maken door hetzelfde te doen – hij heeft de hele week cursus en hoeft pas om half 10 de deur uit – gaf ik uiting aan mijn frustratie. ‘Ik dacht dat ik het tegenwoordig goed kom, vroeg opstaan en gewoon te doen wat ik van plan ben, maar volgens mij lukt dat alleen als jij ook vroeg opstaat en vervolgens de deur uitgaat.’ Van beginnende romantiek bleef weinig over. Ik zeg dit namelijk vaker. Het gaat namelijk altijd zo. Een fit en vrolijk vandaag, garandeert geen fit en vrolijk morgen. Hoe hard ik er ook bij zei dat het probleem geheel en al bij mij ligt en dat ik niet van hem verlang dat hij dus maar zo vaak en zo vroeg mogelijk de deur uitgaat, hij wilde het niet horen.

De rest van de dag sleepte ik mezelf voort. Geen extra meditatie en schrijven, het telefoontje over het interview bleef onbeantwoord, de mailachterstand bleef op peil, de postronde putte me uit en bij Herman Brusselmans zat ik te slapen. Naja, niet helemaal. Ik kreeg er net genoeg van mee, om zin te krijgen om te lezen. En te schrijven. Bij dezen.

Levens met een omweg

foto-hellens-bami-225x300Ojee, ik lijk verslaafd. Volgens de planning die ik met mijn stok-achter-de-deur-team (uitleg volgt nog wel een keer…) heb afgesproken, ben ik vandaag blogplichtvrij. En op dit moment ben ik eigenlijk met het eten bezig. Dinsdag ‘moet’ ik weer, op mijn vaders tachtigste verjaardag. Dat ik de pannen laat voor wat ze zijn, is dat die beruchte hyperfocus? Of ben ik gewoon erg enthousiast? Schijnt er ook bij te horen, bij dat ADD.

Ik probeer het kort te houden dit keer. Deel alleen even een inzicht, opgedaan in de AD(H)D-opleiding. Niet uit de lesstof, maar uit de vragen en verhalen bij koffie en lunch van mijn groepsgenoten. Iedereen uit die groep, heeft namelijk een zoektocht achter de rug. Net als ik. Langs banen, opdrachtgevers, relaties, woningen, alles. En hoe pijnlijk en frustrerend die zoektochten vaak ook zijn geweest, ze leveren mooie verhalen op. Opeens werd me duidelijk waarom ik, als ik bij een opdrachtgever de vrijheid heb om zelf mijn interviewkandidaten uit te kiezen, puur op hun persoonlijke verhaal, heel vaak uitkom bij mensen wiens leven,  om welke reden dan ook, via omwegen gelopen is. Opnieuw het feest der herkenning! Ik realiseer me dat ik, als vermoedelijk ADD-er, relatief lichte belemmeringen ondervonden heb in mijn leven, als je dat zet naast bijvoorbeeld iemand die aan de andere kant van de wereld waarin hij geboren is een nieuw leven heeft opbouwt, of iemand die in een probleemgezin is opgegroeid. Maar, overeenkomsten zijn er.  Ik zal voorbeelden daarvan de komende tijd op mijn site (op de site www.ankewelten.nl) rubriceren onder ‘levens met een omweg‘. En verhaal nu over mijn Pronkstukhoofdpersoon van gisteren, Hellen van Rabenswaay, met haar paarse magnetron.

In dit AD-stukje was voor haar levensverhaal geen plaats, wel voor haar eigenzinnigheid – ook zo’n eigenschap waar de hoofdpersonen in mijn verhalen patent op lijken te hebben. Heel in het kort, beperkt tot het beetje wat ik ervan weet: Hellen, nu 63 , kwam als jonge meid uit Suriname naar Nederland. Koken had ze altijd leuk gevonden, maar dat ze nu bijna fulltime vrijwillige kok is en ook thuis de keuken niet uit te slaan is, begon in 1985. Ze werkte bij een verzekeringsmaatschappij, iets administratiefs, en die maatschappij werd overgenomen door Nationale Nederlanden. Daar hield ze officieel een vergelijkbare functie, maar kreeg nauwelijks werk. ‘Als ik hier moet gaan zitten wachten op werk’, verzuchte ze toen een keer, ‘dan sta ik nog liever in de keuken.’ En daar kwam ze terecht. Eerst de spoelkeuken, langzaamaan mocht ze helpen bij het bereiden van steeds echtere gerechten, totdat collega’s jaloers werden omdat haar gerechten zelfs bij de burgemeester favoriet waren, en ze opnieuw naar de spoelkeuken verbannen werd. Maar daar kwam ze ook weer uit. Ik heb een keer haar bami mogen proeven, bij Resto Van Harte in buurthuis De Mozaïek in het Rotterdamse Oude Noorden. Lekker!

Hmm, ik zou  het kort houden dit keer. Tja, dat kost me moeite. En dan heb ik nog het gevoel dat ik Hellens verhaal eigenlijk tekort doe. Daarom, en gewoon omdat het leuk is, plaats ik hier haar bamirecept. En dan gaan we nu zelf eten.

Feest der herkenning

billyfrankalexandergrootfeestDe kop is eraf. Het eerste blok van Effectief met AD(H)D zit erop. Ik heb beloofd om daar vandaag nog over te bloggen. Dus dat doe ik. Al zit ik nu liever aan het water, of op mijn meditatiekussen, of op de bank. In stilte, dat wel, met of zonder Erwin. Mijn bed lonkt ook, trouwens. Twee volle dagen cursus is niet niets, helemaal niet als die cursus over jezelf gaat. Over een levenslange bron van frustratie en hoe je het remmende, zichzelf in stand houdende effect van die frustratie doorbreekt. Dat is leuk, heel leuk, vrolijk, hoopgevend en tegelijk heftig.

Ik geloof dat ik de theorie, de oefeningen, de Grote Inzichten, het Begin van Grote Veranderingen Die Komen Gaan,  nog even voor mezelf houd. Het moet nog bezinken. Wat ik wel alvast deel, is wat me de afgelopen dagen het meest gelukkig maakte en tegelijk diep raakte. Ik heb twintig ADD’ers en ADHD’ers leren kennen die heel verschillend zijn – variërend in leeftijd van achttien tot rond de zestig, mannen, vrouwen, techneuten, een manager welzijn, een beroepsmilitair, een scholier, een natuursteenrestaurateur, een verpleegkundige, een kermisklant, een hogeschooldocent, getrouwd, alleenstaand, samenwonend, werkloos, al jaren in hetzelfde bedrijf of structureel jobhoppend – en tegelijk ongelooflijk veel gemeen hebben. Wat me in één gesprek met de AD(H)D-coach al raakte, raakte me nu in vele-malen-meer-dan-twintigvoud: opeens was er weinig meer om uit te leggen. Dat je goed kunt zijn in je vak (en slim en sympathiek en inlevend) en vaak vol enthousiasme aan dingen begint, maar het allesbehalve vanzelfsprekend is dat dat dan afkomt. Dat de vaak levenslange zoektocht naar manieren om met beperkingen te leven, creatief, open minded, optimistisch maakt en je doorzettingsvermogen sterkt. Maar je ook kan afremmen, frustreren, verlammen als dat gezoek te lang te weinig oplevert. Dat bazen, partners, ouders, kinderen, opdrachtgevers, onderwijzers niet begrijpen hoe je in het ene wel heel goed kunt zijn en in het andere (plannen, opruimen, op tijd komen, routineklussen) niet. En dat luid en duidelijk of subtiel maar ondertussen laten merken.

Een feest der herkenning. Ik was met twintig vrijwel onbekenden en het voelde vertrouwd. Erom kunnen glimlachen dat meer dan de helft van de groep net iets na de officiële begintijd binnensjeest. Je samen af kunnen vragen of wij wel degenen zijn die ‘gek’ zijn, of al die – o zo gestructureerde, snelle, efficiënte, consequente, tikkie saaie – anderen. Maar ik heb ook al twee dagen een brok in mijn keel. Stel nou, dat ik tien jaar geleden had ‘ontdekt’, zo, in prettig gezelschap van ‘mensen zoals ik’, dat mijn ‘anders-zijn’ geen kwestie is van ‘niet goed mijn best doen’? Of twintig, of dertig jaar? Wat had dat me bespaard? Wat had dat me opgeleverd? Daarbij stilstaan doet pijn.

Bedtijd.