De rust van het missen

20150505_201028Aan het eind van de dag een nieuwe verassing. Bij moeder een maaltijd gekookt en gegeten, televisie gekeken – een nog nieuwe ervaring; ik leerde altijd dat het ‘niet hoort’ om televisie te kijken als je op bezoek bent – , de afwas gedaan (dat ik doe ik bij mijn slecht-ter-bene moeder met tig maal grotere vanzelfsprekendheid direct na het eten dan thuis, was daar tot een jaar of anderhalf geleden eens om gekomen….) en toen, hup, niet te laat want meer dan genoeg plannen voor morgen en ik was al moe, naar bushalte of metrostation.

Bus werd het, hij zou met zes minuten komen. Scheelt me wel drie minuten lopen naar de metrohalte. Ik was de weg nog niet overgestoken, stond nog nauwelijks bij de halte zelf en ik voelde me misgrijpen. Mijn smartphone, allang niet meer zo gevreesd als toen hij in december mijn leven binnenkwam, zat niet in mijn jaszak. Ook niet in mijn tas. Wist ik al. Had ik een paar uur eerder al ontdekt. Tot lichte schrik. ‘Kan ik je niet laten weten hoe laat ik thuis ben’, zei ik tegen Erwin. En geen berichtjes meer checken en beantwoorden, schoot door me heen. Maar is dat een ramp?

Onwennigheid nu, bij de bushalte. En lucht. Met boomtakken erin, ver boven mijn hoofd. In plaats van mails en Facebook, zag ik het gras hoog staan en rook de mild-frisse voorjaarslucht. In de bus, reclamefilmpjes, dus die rit was om voordat ik bewust naar buiten had gekeken. Na overstap in de metro, een boek. Neem altijd een boek mee voor onderweg, maar laat tegenwoordig mijn telefoonbezigheden voorgaan. Beantwoord en lees ik lang niet alles dat voorbij komt en toch snoept dat veel boekleestijd weg. Nu las ik een heel hoofdstuk en was er tijd om het boek rustig in mijn tas te stoppen en het gelezene nog even op me te laten inwerken voordat we stopten bij de halte waar ik eruit moest.

Ben best blij met Het ding. Het is leuk en vaak handig, om altijd bij mijn mail te kunnen. Maar ik ben verslaafder dan ik me realiseerde. Op dagen als deze, geeft zijn afwezigheid rust. Ik ga hem vaker thuislaten.

Als herboren kwam ik thuis.

Ik ben tegen

Ik heb één oranje bloesje. Mooi zacht oranje, in de categorie mooi oranje is niet lelijk. Vorig jaar gekocht op de vrijmarkt. Omdat het me deed denken aan een bloesje dat ik twaalf jaar terug kocht op de zondagse rommel- en antiekmarkt op de Plaza Dorego in Buenos Aires. Was jaren mijn favoriete bloesje. Ik stond er zelfs mee op de foto in het magazine van dagblad El Clarín, bij een interview over hoe ik, journaliste uit het land van de toen kersverse Argentijnse prinses, het jaar na de instorting van de economie had beleefd. De nieuwe variant draag ik zelden. Zit te strak. En gisteren droeg ik het al helemáááál niet. Op Koningsdag draag ik geen oranje. Ik ben tegen, namelijk.

AD(H)D’ers vaak ergens tegen. En tegelijk hebben ze, o sorry, we, een hoge tolerantiegraad. Een hoge tolerantie van onaangepast gedrag. Las ik laatst in een ADHD-handboek voor hulpverleners. We zouden zo vaak zelf in de problemen komen door dingen die we net niet handig doen, dat we er alle begrip voor kunnen opbrengen als een ander nogal domme stappen zet en daarmee zichzelf en anderen schade berokkent. Stom, stom, heel vervelend, sorry soms, maar ja, kan gebeuren. Je  hebt het leven nu eenmaal niet in de hand.

De andere kant is dus dat tegen-zijn. Trouwe lezers weten dat ik fel anti-smartphone was. En anti-nog zo het een en ander waarvan ik nu weet dat ik het anti-gevoel hem erin zit dat ik er zelf niet zo goed mee om weet te gaan. Jaloezie dus. Maar ‘we’ zijn ook bovengemiddeld vaak tegen onrechtvaardigheid, schijnt. Omdat ‘we’ daar nogal eens slachtoffer van zijn. De hyperactiven onder ons meer dan de dromerigen. Vallen meer op hè, zijn ‘lastiger’, krijgen dus vaker straf. Terecht en onterecht.

In die categorie, in de moeite met onrechtvaardigheid, schaar ik mijn anti-Koningsdag-sentiment. Dat vooral anti-Willem-Alexander en Máxima -sentiment is. En een anti-papa Zorrequieta. Preciezer: een gevoel van sterk onbehagen bij het idee een staatshoofdelijk echtpaar te vieren dat het niet opbrengt om luid en duidelijk te zeggen dat ze tegen zijn, tegen moorden uit politieke overuiging en tegen vaders die dat moorden eerst enthousiast aansturen en dat dertig jaar na dato nog altijd goedpraten. Persoonlijke stokpaard. Te verklaren uit mijn liefde voor Argentinië en mijn vriendschappen met vele Argentijnen, van wie er meer dan één nabestaande is van de dodelijke of anders toch zwaar-getraumatiseerde slachtoffers van de dictatuur die de vader van onze koningin meebedacht en mee-uitvoerde. Een oranje bloesje dragen op de dag waarop we vrij zijn ter ere van het koningshuis, voelt als minachting voor die slachtoffers. Of in ieder geval als wegkijken, ‘ach, wat maakt het uit, ik kan ze toch niet meer redden.’ Mijn begrip voor historische context en ouder- en kindliefde kan hier niet tegenop.

Duidelijk toch? Maar niet al te consequent. Erwin herinnerde me daaraan toen ik een paar weken geleden voorstelde om dit jaar eens een keer niet ‘aan Koningsdag te doen.’ Oftewel: niet naar de vrijmarkt te gaan, zoals we dat de afgelopen jaren met onze nog niet lang geleden overleden vriendin Els en Karin deden. Ging ik twee jaar geleden nog mee omdat Els zo graag ging en het misschien wel haar laatste keer was, en ging ik vorig jaar mee om onze persoonlijke traditie, mede in haar nagedachtenis, in ere te houden, dit jaar wilde ik toegeven aan mijn onbehagen over het koningshuis. Dit jaar geen vrijmarkt, geen muziek op straat, niet kluisteren aan de tv om te zien hoe De Familie door Dordrecht trekt.

‘En met Beatrix had je geen moeite? Zij had toch ook een rol?’
‘En ik begrijp dat je moeite hebt met Máxima’s vader, maar als je daarom geen Koningsdag viert, zijn er zat andere dingen die je misschien beter wel of niet kunt doen? Geen vlees meer eten, omdat er oerwouden worden platgebrand om onze varkens en biefstukjes te voeden? Je ING-bankrekening opheffen, uit verzet tegen de graaiende bankdirecteuren?’ Ik vul aan: ‘een uitgeprocedeerde asielzoeker in huis nemen, uit medemenselijkheid en verzet tegen de criminalisering van mensen die oorlog en ellende ontvluchten?’
‘Heeft je ongemak ermee te maken dat je vindt dat je meer over Máxima’s vader had moeten schrijven, destijds toen je in Argentinië zat en dat nog invloed had kunnen hebben?’, vervolgt mijn man.
Tja. ‘Nee, natuurlijk niet. Nou ja, misschien toch. Een heel klein beetje dan. Maar…….’
‘Denk je niet dat je bloglezers afschrikt?’
‘Ik schrijf over wie ik ben en ’tegen zijn’ is heel AD(H)D. Er zullen vaker mensen schrikken van wat ik schrijf.’

Ongemakkelijke kriebel. Niet gisteren, toen ik bij vriendin J. te Haarlem op kraambezoek ging en we, op weg naar de oranjevrije rand van de stad, over de vrijmarkt slenterden – ‘lag op de route, konden er niet omheen’. Was blij dat ik bij mijn besluit was gebleven. Al was het maar om mezelf de kans te geven om mijn weerstand te doorvoelen en onderzoeken. En het werd nog een mooie dag ook.

Nu wel, die ongemakkelijke kriebel. Wat doen we volgend jaar? Ben dan graag toch weer met zijn drieën. En hoe zit het nu met die weerstand? Oranje zal ik niet snel dragen op dagen dat dat voor koningsgezindheid kan worden aangezien. Maar over de vrijmarkt lopen? Zoals destijds met Erwin en Karin en Els?

Au. Mijn ‘Nee!’ zou best wel eens ‘au’ kunnen zijn. Pijn, verdriet, gemis. Net als die ‘nee’ tegen altijd bereikbaar zijn en dus altijd geconfronteerd worden met de mail- en sms- en app- en alle andere communicatiemiddelen waarin ik achterstanden oploop en anderen blijkbaar niet. Au. Nee, bah. ‘Bah’ voelt minder naar dan ‘au.’ Al blijf ik erbij dat ik het naar vind, die vader van de koningin en het koninklijke zo-goed-als-zwijgen. Bah en brrrrr.

De rust van het treinen (of Het wordt nooit meer zoals toen)

20150315_101147_resizedIk heb wat moeite om het te geloven, maar na twee opleidingsdagen, waarvan de eerste gevolgd door mijn eigen kennismakingsworkshop zen speciaal voor wie zich herkent in Ad(H)d-kenmerken en een zaterdag deels werken, deels mantelzorgen, voel ik me stukken fitter dan ik me in tien dagen tijd gevoeld heb. Min of meer zoals tijdens de uitwaaidagen aan de Noordhollandse kust. Ergens tussen de eerste uitwaaidag en de dag voor de thuisreis. Zou het die focus zijn, even op afstand van de crisis en het dagelijkse gedoe, of speelt ook de mindfulness zelf al een rol?

Tijd om het uitwaaien in de herhaling te doen, in ieder geval. Heb mijn mindfulnessstudieboeken vorige week speciaal in de boekhandel gekocht om er een boekenweekgeschenk bij te krijgen, goed voor een zondag gratis treinen. Het plan: verder lopen langs het strand waar we tien dagen geleden zijn geëindigd: van Camperduin naar Callantsoog. Erwin vond twee keer tweeënhalf uur reizen-als-alles-meezit minder avontuurlijk dan ik, dus op de valreep besloten we een gemakkelijker per OV te bereizen strandetappe te kiezen: van Zoutelande naar Middelburg. En toen was er een stroomstoring, nuttigden we bovenstaande koffie met gebak in afwachting  van het einde daarvan in Bergen op Zoom, arriveerden een uur later dan gepland in Middelburg, ontdekten aldaar dat de bussen naar Domburg via Zoutelande slechts om het uur gaan en besloten in Middelburg te blijven.

Wat een mooie stad. Oud, kronkelstraatjes, frisse zeewind, licht, open, statig, rustig. En wat mooi, het Zeeuws Museum. Herinneringen aan onze zomerse fietsvakantie, toen we met deze stad kennismaakten. Herinneringen aan mijn Tienertoerjaren, de eerste vakanties zonder ouders, met vriendin naar alle uithoeken van het land. En aan mijn studententijd, toen ik elke dag van de week gratis met de trein mocht en ‘dus’ regelmatig heen en weer ging naar Groningen of Maastricht, omdat ik in de trein zo lekker rustig kon studeren en daar nog een vakantiegevoel bij op de koop toe kreeg ook.

Blijkt ook al typisch AD(H)D te zijn. Tijdens mijn gedenkwaardige afscheidsgesprek bij PsyQ, begon de man die mijn behandelaar zou zijn geworden, erover: mensen met ADHD maken graag lange treinreizen. Weinig afleiding, weinig te kiezen, rust – ’terwijl ik me zelf al na een kwartier zou vervelen.’ En een  van de Add-zenkennismakers zei van de week: ‘Van niets doen in een rustige omgeving, word ik gek. Ik heb harde muziek nodig om rustig te worden. Mediteren zoals jij dat doet – ogen open, actieve houding, actieve concentratieoefening – werkt veel beter. Een beetje zoals vroeger in de trein. Ik zat ik graag uuuuren in de trein. Kun je geen kant uit, alleen maar naar buiten staren of lezen, maar onderweg en ‘dus’ rustiger dan thuis.’ Nu vindt hij dat lang niet zo leuk meer. Mensen zijn veel drukker in de trein dan twintig jaar geleden, iedereen is ingeplugd.

Ik had een fijne dag, echt. En genoot van de reis, inclusief onverwachte tussenstop en eindbestemming. Las, nee, studeerde, in de trein als vanouds. Maar beantwoordde ook enkele mails. Wisselde van gedachten met Erwin. Staarde over het Zeeuwse land maar ook op Facebook, trots omdat ik mijn mobiel zelf zover heb gekregen dat hij ook zonder wifi online kan. De reis, zowel heen als terug, ging alleen wel erg snel zo. Lang voordat dat oude gevoel, van rust door een rare mix van verveling en avontuur, terug was, was het tijd om uit te stappen.

Pas op de plaats

20150313_093233_resizedGekkenwerk is het natuurlijk, om precies een maand na het zo intensieve Effectief met ADHD aan een nieuwe opleiding te beginnen, dacht ik gisterochtend. En de dagen ervoor. Een nieuwe opleiding, best intensief ook, terwijl de lessen van de vorige opleiding nog lang niet allemaal verwerkt zijn. En terwijl ik midden in zorgcrisis zit, tegen mijn grenzen aanloop, op enkele uitwaaidagen na al weken nauwelijks tot rust kom, bepaalde klussen ook al weken onveranderd terugkeren op dagelijkse to-do-lijst. Mindfulness nog wel. Wat raakvlakken heeft met zen, waar ik Add-hulpmiddeltechnisch zo vol van ben, maar toch echt iets anders is. Toegankelijker, ja, maar mensen met AD(H)H zijn juist gebaat bij de combinatie van fysieke en mentale inspanning die bij zen nadrukkelijker aanwezig is. Van mindfulness  moet ik nog ontdekken of het evenveel of meer oplevert.

Maar ja, de mindfulnessopleiding kan ik betalen (dankzij belastingteruggave en een andere meevaller, dat moet gezegd), levert me relatief snel een papiertje op en de zenlerarenopleiding niet. Gezien mijn doel om mijn ervaringsdeskundigheid wat meer theoretische en praktische ondergrond te geven, had een opleiding tot ADHD-coach ook misschien meer voor de hand gelegen. Ook te duur en voor nu te  lang. Bovendien zijn er (gelukkig!) al goede ADHD-coaches terwijl er voor  mensen met een hoofd zo vol als het mijne nog weinig speciaal aanbod is op meditatiegebied. En ik daar dus een leemte zie waar ik in kan springen.

Gekkenwerk. De nacht voor de start heb ik opnieuw nauwelijks geslapen. Dat wordt slapen tijdens de body scans, verwachtte ik. Wat zonde van het geld.

Ik sliep inderdaad tijdens een body scan. Heel even maar. Van de dag als geheel knapte ik op.  Yes, nieuwe inspirerende leerstof. Wel degelijk ook heilzaam voor volle hoofden. Een hele dag lang. En vandaag weer. Natuurlijk is mijn lichaam nog lang niet bijgetankt. Maar opleidingsdag één heeft me goed gedaan. Focus. De hele dag met maar één ding bezig, een ding dat bovendien bijdraagt tot het bereiken van mijn doelen. Met slechts in korte pauzes (lang leve de smartphone ;-( !) de mogelijkheid en dus verleiding  om me even op iets anders te richten. Heerlijk. Soms is doorgaan, wéér iets nieuws, rustgevender dan stoppen. In ieder geval voor mij en mensen zoals ik.

Stok achter de deur  van vandaag: Marlijn Wesseling. Dank je Marlijn!

Pech, de lol is er af

Crisis aan het ouderlijk huisfront. Pijnlijke benen, rug en gewrichten houden mijn beide ouders aan bed gekluisterd. Vervelend als je veertig bent, eng bij tachtig+. Helemaal als je, in het geval van mijn vader, toch al geen idee meer hebt van wie, wat, waar, hoe en waarom. Als enige kind in de bereisbare omgeving, schoof ik dinsdag alles aan de kant, toog naar het verre noordoosten van de stad en deed wat ik nodig achtte. Fysieke steun bij het opstaan en de wandeling naar het toilet voor de een, praten, wiegen, hand vasthouden – al het mogelijke om contact te krijgen, met de ander. ’s Avonds sprong Erwin bij. Gisteren besloot ik nog maar een dagje te blijven. En nu ik dit schrijf, in de vroege ochtend van dag drie, voel ik het besluit aankomen om nog maar een dagje te blijven zorgen. De nieuwe pijnstillers die mama gisteren van de dokter kreeg, verrichten geen instant wonderen. Wel hebben ze bijwerkingen. Of is het de griep die toeslaat?

Ik weet niet hoe thuiswerkende ouders van snotterende kinderen het doen, maar bij mij ligt nu vrijwel alles stil. Goed, gisteren aan het eind van de middag sjeeste ik even heen en weer naar het centrum van de stad voor een interview. En in de vroege gisterochtend naar mijn eigen huis, om de oplader van mijn smartphone op te halen en gelijk de laatste emails binnen te halen. Het was mijn laatste contact met de digitale wereld. Terwijl ik diverse stukken te lezen en bewerken heb die me gisteren toegemaild zijn en ik vanmiddag een afspraak heb met iemand wiens telefoonnummer ergens in een oude mail verstopt zit. Mijn smarte telefoon is niet zo smart dat ik ermee online kan als er geen wifi in de buurt is. Wat vooral komt omdat ik tot nu toe weinig zin had om me erin te verdiepen hoe ik dat voor elkaar moest krijgen. De stap om ‘zo’n ding’, gevreesd concentratieverstoorder, aan te schaffen, was voorlopig al groot genoeg.

Ik denk over de zegen van pech, waar ik eerder over schreef. ‘Pech’, variërend van een op-een-haartje-na-levensbedreigend ongeluk tot een lege telefoonaccu, heb ik leren waarderen als een perfect ‘excuus’ om me niet aan deadlines te kunnen houden. Dusdanig, dat ik lang een prepaid telefoon had en dus regelmatig – ’sorry, sorry, stom!’ of juist ‘So what? Dan wachten ze toch gewoon even?’ – zonder beltegoed zat, nog langer ‘tegen’ internetten en mailen in het openbaar was – ‘asociaal!’ – en in Argentinië zoveel minder stress ervaarde – ’sorry, degene die ik zou interviewen kwam niet opdagen’.

Nu is de lol eraf. Ik ben blij om voor mijn ouders te kunnen zorgen, al hoop ik natuurlijk dat ze snel en goed herstellen. Een beetje relativering van mijn dagelijkse bezigheden kan geen kwaad. Maar ik heb ook ambities, en daar hoort bij dat ik doe wat ik toezeg. Of, als dat niet lukt, bijtijds van me laat horen en nieuwe afspraken maak. Ben tot de ontdekking gekomen dat ik me daar veel gelukkiger bij voel dan bij welk geweldige excuus ook.

Wie helpt mij een dezer dagen om, om te beginnen, mijn telefoon wat smarter te maken?

Met dank aan stichting Humanitas voor de Wifi :-)

Het ding de baas

Geen stok achter de deur vandaag. Ik ontdekte het pas toen ik vanochtend op mijn blogplanning keek wie de blog van vandaag zou steunen. Opluchting. Weet nu weer waarom ik mezelf blogvrij gun. Heeft te maken met een speciale blogeditie aanstaande zondag, 21 december. En met de komende Kerstdagen. Niet met mijn nieuwe mobiel. Daarvan had ik begin oktober, toen ik het schema maakte, nog geen benul.

Het komt dus goed uit, even geen stok. Ik heb een nieuwe mobiel. Een slimme. Een niet-ADD-bestendige. Een duizelingwekkende hoeveelheid apps die ik nooit heb aangevraagd. Moet nog wel mijn telefoonnummers overtikken – voor het kopiëren van mijn vorige sim-kaart is hij helaas te slim. Ik ben blij met het ding en sta te kijken van mijn kicken. Ooit was ik ’tegen’, zoals ik tegen zoveel was waar ik niet mee om wist te gaan. Ik heb zin om te profiteren van de leuke dingen ervan. Altijd een camera bij de hand. Gratis app’en, zelfs met vriendinnen in Argentinië en, wie weet, broer in Berlijn. Mails, Facebook en de reiswijzer checken in de trein. Filmpjes. Kranten zonder stapels. En al die dingen waar ik nog geen weet van heb.

Maar vooralsnog bevestigt ‘het ding’ mijn angsten. Twee metro-, trein- en tramritten, samen anders goed voor een dik uur staren, mijmeren of, laat ik er eens een Zen.nl-term ingooien, ‘bubbelen’, gingen op mijn eerste dag als eindelijk volwaardig meetellende telefoonbezitter geheel aan me voorbij. Oplaadtijd werd energievreter. Kan niet navertellen wat ik gezien heb, noch welke ideeën ik onderweg heb opgedaan. Mede-reizigers zag ik pas toen ik, twee haltes voor mijn eindbestemming, de telefoon vermoeid wegstopte. En dan had ik alleen nog maar ge-sms’t, wat ik voorheen ook deed onderweg. Het tijd- en energieverschil zat hem in het wennen aan een nieuwe manier van typen en in het zie-je-wel-effect. Een smartphone verslaaft, een smartphone leidt af, een smartphone…. niets voor mij, zie je wel?

En nu is het nacht en kan ik niet slapen. Weet inmiddels dat ik daar niemand de schuld van kan geven – niet mijn ouders die vandaag meer tijd opslokten dan ik ze toebedacht had, noch de mensen die mijn werkrust verstoorden, noch Erwin die ergerlijk rustig op de bank zat terwijl ik na-stuiterde van de dag. Geen persoon maar een ding is nu schuldig. Het ding waarmee ik de dag begon – “Het zou toch moeten kunnen, die nummers kopiëren?!’ – en eindigde – ‘Is dit wat, als wektoon?’

Aan mij om dat ding op te voeden. En om ‘zie-je-wel’ maar weer eens een nieuwe betekenis te geven. Dat doel voelt zowaar een beetje als een stok achter de deur.

De zegen van pech

Elf jaar geleden lag ik in het ziekenhuis. Koud twee maanden terug uit hectisch Buenos Aires, werd ik op het ozo rustige Noordereiland in Rotterdam op mijn fiets geschept door een auto. Resultaat: een hersenschudding, meervoudig gebroken kaak, gebroken pink, gescheurde vingerpezen en een paar flinke glassnedes in mijn gezicht en nek. Ik herinner me vaag hoe ik bijkwam, minuten na de klap, allemaal mensen om me heen gebogen zag staan, hen aanstellers vond, op wilde staan, merkte dat ik dat niet kon en dacht – van nu af aan is mijn leven heel anders. Nooit meer fietsen, misschien zelfs nooit meer lopen, en al zeker geen reisjes meer naar Argentinië. Toen enkele uren later een doktershoofd boven mij zei dat mijn letsel er ernstiger uitzag dan ze was, dat ik geen blijvend hersenletsel opgelopen had in ieder geval, was ik opgelucht. En dat bleef ik toen de eerste bezoekers zich aan mijn ziekenhuisbed aandienden en zich wezenloos schrokken van mijn onherkenbaar verminkte gezicht.

´Ben je niet verschrikkelijk boos´, vroeg een van hen. Ik wist nauwelijks waar hij het over had. Tuurlijk, ik was nog wat wazig, dat zal meegespeeld hebben. Maar ik herinner me heel helder dat ik het heerlijk vond om dagenlang helemaal niets te hoeven, zelfs niet te hoeven nadenken. Niet over wat ik zou eten en hoe ik dat zou maken, niet over wat ik aan moest,  niet over wat ik zou gaan doen. Ik werd gewassen, kreeg op gezette tijden een tot pap gepureerde maaltijd en tussen het vele slapen door was er vaak bezoek. De dagen ervoor had ik mijn tanden stukgebeten op een boekrecensie die niet af kwam. De klapper met gevolgen bevrijdde me van de stress. Ik vermoedde namelijk dat de opdrachtgever dit ´excuus´ om mijn deadline niet te halen wel zou accepteren.

Het klinkt absurd, realiseer ik me nu, maar voelde behoorlijk reëel: hoe zeer ik ook in de kreukels lag; ergens was ik bang dat mijn opdrachtgever me toch zou straffen voor de gemiste deadline.

Mijn voornaamste les van vorige week maakt dat een stuk begrijpelijker: als je ervan overtuigt bent dat alles wat je doet tegen je gebruikt kan worden en straf dus altijd op de loer ligt, kan bewijs ´dat het niet mijn schuld is´ je niet hard genoeg zijn.

De afgelopen week zag ik hoe dat mechanisme in meer alledaagse situaties werkt. De oplader van mijn laptop is kwijt. Nog steeds. Nu heb ik altijd altijd al moeite om min of meer op tijd op mijn mail te reageren, maar deze week was daar een Duidelijke Reden: ik kon niet bij mijn mail. Naja, alleen als Erwins laptop vrij was. Of als ik in de bibliotheek zat. Veel minder dus dan normaal. Want nee, ik heb geen smartphone, geen tablet en ook geen beveiligde pc meer. ´Kan ik niet betalen´, ´teveel gedoe om uit te zoeken wat ik dan moet nemen/doen´ en ´wil niet nòg meer afleiding´ zijn in de loop der jaren de voornaamste argumenten daarvoor geweest.

Ik ben stiekem vaak blij met ´pech´: een opdrachtgever die lang doet over het aanleveren van informatie, een vertraagde trein, een slechte nacht, een postwijk die meer tijd kost, ja zelfs een zieke dierbare ´waar ik nu eenmaal tijd en aandacht moet besteden,´ voelen allemaal als prachtige redenen om de schuld voor gemiste deadlines, onvoltooide plannen, altijd maar weer uitgestelde voornemens buiten mezelf te leggen.

´Wat als mijn overtuiging, dat alles wat ik doe tegen me gebruikt kan worden, een absurde gedachte is´, vraag ik mezelf opeens vaak af. Dan had ik natuurlijk best al een nieuwe oplader kunnen kopen, vroeger naar bed kunnen gaan, handiger kunnen plannen, die opdrachtgever achter de broek kunnen zitten. Vandaag had ik een perfect excuus om niets te doen wat ik van plan was: nee, ik sliep niet meer, na mijn slaperige blog van gisteravond. De hele dag ging in slow motion, veel klussen gingen op de lange baan. Maar twee lang uitgestelde andere klussen heb ik nu maar eens geklaard. Ik heb een grote groep mensen om mij heen om steun gevraagd. En ik heb een smartphone besteld, met een abonnement waarmee ik nog belkosten bespaar ook. Voelt onwennig, onzeker, ´stom.´ Maar beter dan alle ´smoezen´ bij elkaar.