De zegen van pech

Elf jaar geleden lag ik in het ziekenhuis. Koud twee maanden terug uit hectisch Buenos Aires, werd ik op het ozo rustige Noordereiland in Rotterdam op mijn fiets geschept door een auto. Resultaat: een hersenschudding, meervoudig gebroken kaak, gebroken pink, gescheurde vingerpezen en een paar flinke glassnedes in mijn gezicht en nek. Ik herinner me vaag hoe ik bijkwam, minuten na de klap, allemaal mensen om me heen gebogen zag staan, hen aanstellers vond, op wilde staan, merkte dat ik dat niet kon en dacht – van nu af aan is mijn leven heel anders. Nooit meer fietsen, misschien zelfs nooit meer lopen, en al zeker geen reisjes meer naar Argentinië. Toen enkele uren later een doktershoofd boven mij zei dat mijn letsel er ernstiger uitzag dan ze was, dat ik geen blijvend hersenletsel opgelopen had in ieder geval, was ik opgelucht. En dat bleef ik toen de eerste bezoekers zich aan mijn ziekenhuisbed aandienden en zich wezenloos schrokken van mijn onherkenbaar verminkte gezicht.

´Ben je niet verschrikkelijk boos´, vroeg een van hen. Ik wist nauwelijks waar hij het over had. Tuurlijk, ik was nog wat wazig, dat zal meegespeeld hebben. Maar ik herinner me heel helder dat ik het heerlijk vond om dagenlang helemaal niets te hoeven, zelfs niet te hoeven nadenken. Niet over wat ik zou eten en hoe ik dat zou maken, niet over wat ik aan moest,  niet over wat ik zou gaan doen. Ik werd gewassen, kreeg op gezette tijden een tot pap gepureerde maaltijd en tussen het vele slapen door was er vaak bezoek. De dagen ervoor had ik mijn tanden stukgebeten op een boekrecensie die niet af kwam. De klapper met gevolgen bevrijdde me van de stress. Ik vermoedde namelijk dat de opdrachtgever dit ´excuus´ om mijn deadline niet te halen wel zou accepteren.

Het klinkt absurd, realiseer ik me nu, maar voelde behoorlijk reëel: hoe zeer ik ook in de kreukels lag; ergens was ik bang dat mijn opdrachtgever me toch zou straffen voor de gemiste deadline.

Mijn voornaamste les van vorige week maakt dat een stuk begrijpelijker: als je ervan overtuigt bent dat alles wat je doet tegen je gebruikt kan worden en straf dus altijd op de loer ligt, kan bewijs ´dat het niet mijn schuld is´ je niet hard genoeg zijn.

De afgelopen week zag ik hoe dat mechanisme in meer alledaagse situaties werkt. De oplader van mijn laptop is kwijt. Nog steeds. Nu heb ik altijd altijd al moeite om min of meer op tijd op mijn mail te reageren, maar deze week was daar een Duidelijke Reden: ik kon niet bij mijn mail. Naja, alleen als Erwins laptop vrij was. Of als ik in de bibliotheek zat. Veel minder dus dan normaal. Want nee, ik heb geen smartphone, geen tablet en ook geen beveiligde pc meer. ´Kan ik niet betalen´, ´teveel gedoe om uit te zoeken wat ik dan moet nemen/doen´ en ´wil niet nòg meer afleiding´ zijn in de loop der jaren de voornaamste argumenten daarvoor geweest.

Ik ben stiekem vaak blij met ´pech´: een opdrachtgever die lang doet over het aanleveren van informatie, een vertraagde trein, een slechte nacht, een postwijk die meer tijd kost, ja zelfs een zieke dierbare ´waar ik nu eenmaal tijd en aandacht moet besteden,´ voelen allemaal als prachtige redenen om de schuld voor gemiste deadlines, onvoltooide plannen, altijd maar weer uitgestelde voornemens buiten mezelf te leggen.

´Wat als mijn overtuiging, dat alles wat ik doe tegen me gebruikt kan worden, een absurde gedachte is´, vraag ik mezelf opeens vaak af. Dan had ik natuurlijk best al een nieuwe oplader kunnen kopen, vroeger naar bed kunnen gaan, handiger kunnen plannen, die opdrachtgever achter de broek kunnen zitten. Vandaag had ik een perfect excuus om niets te doen wat ik van plan was: nee, ik sliep niet meer, na mijn slaperige blog van gisteravond. De hele dag ging in slow motion, veel klussen gingen op de lange baan. Maar twee lang uitgestelde andere klussen heb ik nu maar eens geklaard. Ik heb een grote groep mensen om mij heen om steun gevraagd. En ik heb een smartphone besteld, met een abonnement waarmee ik nog belkosten bespaar ook. Voelt onwennig, onzeker, ´stom.´ Maar beter dan alle ´smoezen´ bij elkaar.

Vermomde onwennigheid

heart-300x224Doe mij maar een brok in mijn keel.’ Die gedachte schoot de afgelopen dagen een paar keer door mijn hoofd. Liefst een zoetzure, zoals tijdens het eerste blok van de opleiding Effectief met AD(H)D. Maar een bitterzoute, zoals vorige week in het psycho-medisch centrum, ach, ook goed. Alles liever dan het gevoel dat er iemand, een zwaar iemand, met al zijn gewicht op mijn borst drukt, rond mijn longen en mijn hart. Het gevoel dat opkwam tijdens de eerste oefening die ik deed in het tweede blok van de opleiding bij het ADHD-centrum, bij me bleef tot ik maandagavond in slaap viel en gistermiddag in bijna even volle hevigheid terugkwam.

Die eerste oefening was bedoeld als opbeurende opwarmer: beschrijf een recent ‘sprankelmomentje’, een moment waarop je iets deed waarvoor je je over een drempel heen moest zetten, en waar je, toen je dat eenmaal gedaan had, heel blij van werd. Ik vertelde over mijn presentatie, begin oktober, bij de Impact Hub, waarin ik, in een zakelijke context, vertelde dat ik waarschijnlijk ADD heb – drempel één – en vervolgens – drempel twee – vroeg om mij te helpen de belemmeringen die dat mij opgeleverd heeft, te doorbreken. Vertellend over de positieve energie die die stap me sindsdien nog dagelijks oplevert, voelde ik de spanning die eraan vooraf ging. Vanwege een geplande vervolgstap die ik voor me uit schuif? Misschien.

In een volgende oefening werd me gevraagd, keer op keer op keer op keer op keer, tot mijn antwoorden uitgeput waren, welke gedachten en ervaringen me ervan weerhouden om een van mijn belangrijkste doelen van het moment te bereiken– een groot eigen project (boek?) afronden en tot een succes maken. De eerste antwoorden kon ik zo oplepelen, zoals ik in deze blog al heb gedaan: ‘eerdere projecten zijn ook niet gelukt’, ‘geen tijd’, ‘geen geld’, ‘schaamte’, ‘onvoorspelbaar energiepeil’, ‘zie je wel, ik kan het niet?’. Daarna kwamen antwoorden die ik zo diep weggestopt zitten dat ik me er nauwelijks bewust van ben. En die waarschijnlijk veel bepalender zijn. ‘Angst voor straf’. En: ‘Alles wat ik doe, kan tegen me gebruikt worden.’ Paf. Vind je het gek, dat ik mijn grote stappen nog maar even uitstel? Omhoog, mijn hartslag. En maar drukken, die zware persoon.

Coach-assistent Ciske zette mijn antwoorden op briefjes. Die legde ik vervolgens in een strakke cirkel om het briefje met mijn doel. ‘Hoe kun je zorgen voor meer lucht?’, vroeg Ciske. Ik constateerde dat ik juist de ‘excuses’ die ik het meest gebruik, het gemakkelijkst zal kunnen wegnemen en legde die wat verder uit elkaar. Lucht in de kring. ‘Angst voor straf’ legde ik juist bij mijn doel, net als het positief verwoordde: ‘Geloof in mijn doel en daarvoor uitkomen.’ Hebbes, de sleutel. Kaboenk, kaboenk.

‘Overtuigingen zijn waarheden die niet op feiten berusten maar ongelooflijk bepalend zijn voor je gedrag en je denken’, legde coach Renée vervolgens uit. ‘Je hebt ze ooit opgedaan, bevestigd gezien en op een zeker moment heb je besloten dat ze waar zijn. Daarna hielden ze zichzelf in stand, het ‘zie-je-wel-model’: je bekijkt de wereld vanuit je overtuiging en in alles wat je ziet, zie je òf een bevestiging òf de uitzondering die de regel bevestigt. Het goede nieuws: zo gemakkelijk als je ze opdoet, zo gemakkelijk kun je ze vervangen door andere overtuigingen. Niet van de ene dag op de andere, niet zonder een onwennig of zelfs pijnlijk gevoel in je lichaam.’ Kaboenk, kaboenk. ‘Maar het kan.’

‘Stel dat je overtuiging – Alles wat ik doe, kan tegen me gebruikt worden’ – een absurde gedachte is, in plaats van de ware, wat zouden dan de gevolgen zijn?’ Deze vraag stelde mijn groepsgenote me en beantwoordde ik aanvankelijk alleen in mijn hoofd. Eerst nog wat vaag. ‘Ruimte’, ‘vrijheid’, ‘energie’. En ik zag zonnig beschenen groen. ‘Door welke overtuiging wil je de beperkende vervangen?’ Ook die vraag beantwoorde ik in mijn hoofd. Net als: ‘Wat zou die nieuwe overtuiging je opleveren?’ en: ‘En wat nog meer?’ en: ‘En wat nog meer?’ en: ‘En wat nog meer?’ De beelden werden helderder. Ik hield weer een presentatie, dit keer in volle vanzelfsprekendheid. Enthousiaste reacties, blije gezichten. Later was er de feestelijke presentatie van mijn eerste boek. Straf bleef uit, kritiek, die er, wel was, aanvaardde ik als leerzame feedback.

En er was meer, en meer, en meer, en meer. Dat was te voelen. Alleen al door bij de gedachten. Onwennig, pijnlijk zelfs. Maar zonder de bitterzoute smaak die de opsomming van ellende bij PsyQ me opleverde. Het was geen zwaar persoon die drukte. Het was mijn eigen adem, frisse lucht, die, onwennig, alle vrijheid nam.

In het psycho-medisch centrum

bij-de-psycholoog‘Lukt het je niet om het huishouden te doen, wat je ook probeert, of vind je het gewoon niet belangrijk?’ De psycholoog, vrij groot, grote zwarte bril ook, spijkerbroek, springerig kort haar, minstens enkele jaren jonger dan ik, kijkt me vriendelijk aan. Erwin en mijn moeder zitten naast me, ook hun blikken op mij gericht. Wat zal ze zeggen?

‘Ik vind het tegenwoordig fijn als het opgeruimd is, anders voel ik me onrustig. En ik wil niet dat het smerig wordt. Maar als het erop aankomt, dan gaat mijn werk voor. Na het schrijven en regelen, mijn mails. Daarna misschien een afwasje of boodschappen.  Maar nee, inderdaad, ik vind het huishouden niet zo belangrijk.’ Nee, natuurlijk niet, denk ik later, vriendschappen onderhouden is belangrijker. Maar daar besteed ik nòg minder tijd en energie aan, verdomme.

‘Dat hoeft helemaal niet erg te zijn’, zegt de psycholoog, met dezelfde vriendelijke glimlach. ‘Het klinkt misschien raar als ik dat zeg, maar ik meen het.’ Een nadere verklaring kan ik me niet herinneren. Hoezo dan, raar?

Er is meer niet raar, volgens de man die met zijn collega’s zal beoordelen of ik ADD heb. Dat mijn moeder zich vooral herinnert dat ik een makkelijk en avontuurlijk kind was en niets van waar we hier voor komen. Zette ze me in de box, dan pruttelde ik even, maar richtte mijn aandacht al snel op iets anders, het volgende speeltje. Problemen op school, problemen om me te concentreren, opmerkingen, snel afgeleid zijn? ‘Nee, niet dat ik weet. Raar hè, daar kan ik me niets van herinneren.’ ‘Het is toch ook heel lang geleden, mevrouw?’ Maar om een goede diagnose te kunnen stellen, is informatie over mijn jongste jaren belangrijk.

Ik probeer me open te stellen, zoals aangekondigd. Hoe blij ik ook ben met de cursus bij het ADHD-centrum en hoe verbaasd ik ook was over de vanzelfsprekendheid waarmee mijn huisarts en eerdere psycholoog me op medicijnen wezen.  Ik beeld me in dat ik onlangs voor het eerst hulp gezocht heb. Dat ik gek word van chaos in mijn hoofd en dat ik in deze twee mensen eindelijk, eindelijk, eindelijk hulp denk te hebben gevonden.

Bij het handjesschudden vergis ik me in mijn rol. Ik ben nu niet de journalist die deze jonge, ietwat zenuwachtige, ‘zorgprofessionals’ komt interviewen en met luchtige opmerkingen geruststelt, nee, ik ben De Patiënt, die vast zenuwachtig is en gerustgesteld moet worden. ‘U heeft het koffie-automaat al gevonden, zie ik? Dat is goed hoor!’ In de drie uur die volgen onderdruk ik de neiging om mijn gesprekspartners enige basiskennis over het interviewen bij te brengen (‘Vraag altijd door!’, ‘Heeft iemand moeite om een vraag te beantwoorden, kom er dan later op terug!’, ‘Werk niet al te nadrukkelijk een vragenlijst af!’). En verzet ik mij niet tegen het nadrukkelijke zoeken naar Problemen – ik ben in een psycho-medisch centrum, zoals ik het op de uitnodiging genoemd zie worden en daar is ‘ziektebeeld’ nu eenmaal het uitgangspunt. Het is de gangbare benadering, ergens zal het goed voor zijn.

Nee, ik ben niet vreselijk impulsief, antwoorden we alledrie. Ja, er zijn burn-outs geweest. Hoe die eruit zagen? Nou, rot. Opstaan, ontbijten en vervolgens op de bank ploffen om bij te komen. Dit voorbeeld dateert wel al van veertien jaar geleden hoor, zo extreem is het daarna nooit meer geweest. Ja, ook in mijn kindertijd gebeurden er rare dingen. Met de bus naar school en na aankomst meteen in de bus terug stappen, ‘buikpijn.’ Had ik de ziekte van Pfeiffer, zoals de huisarts destijds suggereerde, was ik ziekelijk verlegen, of was er iets anders aan de hand? Dus financiën zijn vaak een probleem? En hoe zit het met seksualiteit?

Ik probeerde me open te stellen. Tot mijn opluchting, heb ik geen witte jassen gezien, zijn er geen elektriciteitsdraden aan mijn hoofd bevestigd, is er geen hersenscan gemaakt en mijn verklaring in het begin – dat kon ik niet laten – dat ik geen zin heb ik medicijnen, namen psycholoog en stagiaire vriendelijk ter kennisneming aan.

Wat was er, zoals verwacht, veel aandacht voor Problemen. Rottigheid als kind, crises als volwassene, potentiële crises tussen Erwin en mij. Niets waar ik nog nooit, met geen enkele hulpverlener of coach of met Erwin over gepraat heb, niets waar ik niet al dagboeken over vol schreef, niets dat ‘ik nog een plaatsje moet geven.’ Ik stelde me open, echt. Misschien hebben ze me iets te bieden, bij PsyQ. Ik wacht de uitslag en een volgend adviesgesprek af. Maar ik vrees dat ik last heb van ‘positieve bubbels’, zoals we dat op de zenschool noemen, positieve ervaringen die je ervan weerhouden om je werkelijk open te stellen voor iets vergelijkbaar-maar-nieuws. Na het eerste onderzoeksuur had ik een brok in mijn keel – door het oprakelen van ervaringen, in combinatie met de vriendelijke doch zorgelijke blikken die deze bij mijn gesprekspartners opriepen. Ook op dag één van de opleiding Effectief met ADHD had ik een brok in mijn keel, in het zoetzure feest der herkenning. Het is me niet gelukt, me helemaal open op te stellen. Doe mij die zoetzure brok maar.

Wat je water geeft groeit

gieter-lungo-blauw-xala1-229x300Beginnen ze al te vervelen, mijn blogs? Ik had beloofd, in ieder geval aan mezelf, maar ook aan mijn lezers, dat ik met deze blog iets wil doorbreken. Iets negatiefs. Mijn gevoel dat ik wel vreselijk enthousiast aan dingen kan beginnen, maar juist de dingen die ik echt heel graag wil doen, niet afmaak. Het gevoel dat ik het dus eigenlijk allemaal niet kan. Elk moment door de mand kan vallen. Tuurlijk, ik kan best leuke stukjes schrijven. Dat weet ik, dat weet een aantal vaste opdrachtgevers, dat weten talloze mensen die ik heb geïnterviewd. Wat zij niet of nauwelijks weten, is dat dat me soms ‘opeens’ vreselijk veel moeite en tijd en energie en nachtrust kost. En, frustrerender nog, dat ik grotere, langere, diepgaandere verhalen wil schrijven, boeken zelfs. Of verhalen bij tentoonstellingen, met mooie beelden erbij. Dat ik vele uren meer aan interviews voor die verhalen en boeken en tentoonstellingen onuitgewerkt in schriftjes, MP3 en, jawel, op cassettebandjes, heb staan dan ik alles bij elkaar gepubliceerd heb. Dat het me daardoor moeite kost om mijn ambities, en daarmee mezelf, serieus te nemen. En dat ik dus, tot voor zeer kort, maar zelden met mijn plannen en projecten te koop liep.

Dat wil ik dus doorbreken. En al doende wil ik de wereld laten zien dat dat kan. De wereld van de mensen die alles meezit èn de wereld van ‘ons, degenen die het niet altijd meezit’. Dat je moeite kunt hebben om je te concentreren, daardoor onzeker kan zijn, zo onzeker zelfs dat je de neiging hebt om jezelf af te remmen voordat je ambities maar de kans krijgen om werkelijkheid te worden…..en die neiging kunt terugdringen. Dat ADD of ADHD of een achterstand als gevolg van een moeilijke situatie thuis, een lichamelijk beperking, trauma, analfabete ouders of wat het ook is dat maakt dat je in sommige opzichten niet helemaal meekomt, nooit allesbepalend is. Dat er altijd dingen zijn die je wel kunt doen, of waar je zelfs heel goed in bent. Ik heb meer dan genoeg verhalen opgeschreven, en nog veel meer aangehoord, van mensen die daar het levende bewijs van zijn.

En nu heb ik al in acht blogs geschreven wat tot nu toe niet lukte. Wat je aandacht, water, geeft groeit, vatte ik in mijn blog Doe ik het wel goed?’ de theorie van het ADHD-centrum samen. Ons brein is aartslui, voegde trainer Anja daaraan toe, ‘goed in alles wat we veel doen en alles wat we veel denken.’ En daarmee houdt het dat gedrag en die gedachten in stand. Denk je vaak, zoals ik, ‘het zal wel weer niet lukken’, dan is is de kans groot dat dingen inderdaad niet lukken. Het goede nieuws is, zei Anja erbij: je kunt je denken veranderen. Als je de dingen die wel goed gaan maar genoeg water geeft. AD(H)D of niet. De andere trainer, Renée, liet ons een oefening doen: ‘Doe je armen eens over elkaar.’ Simpel, waar is dat goed voor? ‘En doe ze nu eens andersom over elkaar.’ Huh? Da’s puzzelen. Maar het lukt. ‘Zie je: een nieuwe beweging voelt in het begin een beetje raar, maar als je wilt kun je het leren. Zo is het ook met nieuw gedrag en een andere manier van denken.’

Vertel mij wat. Toen ik een jaar of drie geleden voor het eerst tien minuten probeerde te mediteren, duurden die tien minuten een eeuwigheid. Keek ik elke minuut wel drie keer ‘hoe lang ik nog moest’. Ging ik een paar keer anders zitten. Nu word  ik pas onrustig als ik voor de derde of soms pas de vierde of vijfde keer op een dag twintig minuten stilzit. ‘Vanzelf’ gaat het nooit, maar ik houd vol omdat ik merk dat mediteren me goed doet. Me rust geeft en helpt om ook in andere situaties door te zetten.

Ook deze blog kwam niet vanzelf. De eerste versie begon met een opsomming van alles waar ik vandaag aan begon zonder dat ik het af kreeg. Mijn brein is erg goed in de gedachte ‘Ik heb geen tijd’, wilde ik laten zien. Ook op deze eerste postvrije donderdag in zes maanden ‘heb ik geen tijd.’ Desondanks is de blog afgekomen. Zonder die opsomming. Nog niet volledig positief, maar wel op tijd. Ik kan het niet genoeg benadrukken.

Wat de post mijn bracht

postnl_fiets_bezorger-300x170Morgen is mijn laatste vaste doordeweekse dag bij de post. Yes! Heb mijn hele contract, van een half jaar maar liefst, zonder problemen – ruzies, burn-outs of wat dies meer zij  – volbracht en zelfs met dusdanig succes dat ik mag en ook (nog wel even) wil blijven. Maar dan wel op mijn voorwaarden. Eén vaste dag per week – zaterdag -, die verwisselbaar is met een andere dag als de zaterdag me een keer niet uitkomt, en de mogelijkheid om meer uren te draaien als mijn andere, ‘eigenlijke’ werk dat toelaat. Klinkt best luxe. Is het ook, realiseer ik me, tegenover mensen die minder te kiezen hebben. Tegelijk lijkt het voor mij de enige manier om een baan vol te kunnen houden. Mijn langstdurende werknemersschap bedroeg een jaar of vier, op een oproepcontract voor nul uren per week, onderbroken door een klein jaar Spanje. Assistent-boekverkoper bij boekhandel Donner was dat, jaren negentig, naast mijn studie. Op de tweede plaats gevolgd door mijn baan als communicatie-consulent/redacteur bij Dona Daria, Kenniscentrum Emancipatie, als ik de anderhalf jaar die ik voor die organisatie freelancete voordat ik er begin 2012 een jaarcontract kreeg, meereken. Mijn fijnste werkplek ooit: inhoudelijk interessant en  vooral ook belangwekkend werk, heel lieve en bevlogen collega’s, een bijzondere inkijk in multicultureel Rotterdam. Ik mis mijn collega’s daar nog steeds. Toch was ik blij dat ik na die tweeënhalf jaar weer ‘verder kon.’ Net als na mijn tijd, in 2004-2006, bij het CIBG, een uitvoeringsclub van het ministerie van VWS. Daar leerde ik dat ‘een fijne baan’ kan draaien om ‘gezellige collega’s’ en dat de inhoud van het werk niet allesbepalend is. Een baken van rust was het, na dik anderhalf jaar freelance-correspondentschap in crisislijdend Argentinië volgend op een burn-out die minstens een jaar duurde en gevolgd door een behoorlijk zwaar verkeersongeluk.

Bij het tijdschrift Zorg+Welzijn, waar ik in 1999 een werkervaringsplaats had en in 2001 terugkeerde, was het ook fijn. En het is niet voor niets dat ik nog altijd voor dat blad schrijf. Net als dat ik al sinds 1998 schrijf voor het AD Rotterdams Dagblad en beide voorgangers, het Rotterdams Dagblad en het Algemeen Dagblad. Bij geen van beide ben ik in loondienst geweest. Misschien had ik het daar, in de hectiek van een redactie, wèl volgehouden. Zou kunnen. Hoorde laatst van een mede-ADD-ende collega dat hij ‘op de krant’ wèl en in een baan met minder pieken en dalen nìet goed functioneerde. Maar het kan ook zijn dat het uitblijven van een arbeidscontract – waar ik bij die krant overigens nooit naar gesolliciteerd heb –   het geheim is achter een al zestien jaar durende opdrachtgever-opdrachtnemersrelatie.

Ik ben, wil ik maar zeggen, niet zo goed in het werknemersschap. Hoewel, ik ging eigenlijk iets heel anders vertellen. Dat ik bij de Nederlandse posterijen ben gaan werken omdat mijn inkomsten uit freelance arbeid te onvoorspelbaar en, vooral, te laag waren. En dat in de periode dat de ‘semi-diagnose’ ADD werd gesteld (de echte diagnose volgt, ‘als  het goed is’, volgende week). En dus opeens ‘was gebleken’ dat ‘pech’, ‘economisch slecht tij’ of ‘privé-omstandigheden’ waarschijnlijk niet de enige oorzaken zijn van de structurele onvoorspelbaarheid van mijn werk- en inkomstenpeil. De twee jaar voor mijn gang naar de psycholoog had ik het financieel juist, voor mijn doen, rustig gehad, eerst vanwege mijn baan bij Dona Daria, daarna wegens de uitkering van een letselschadeverzekering in verband met het ongeluk na mijn Argentijnse avontuur. In diezelfde periode ging ik mediteren, wat me ook op andere vlakken (relatief, alles is relatief) veel rust gaf. De rust gaf me de ruimte die ik lang ontbeerd had, om te bedenken wat ik ook alweer wilde met mijn leven. En dus dacht ik, toen eind vorig jaar het einde van  mijn spaartegoeden dreigde, dat ik er in ieder geval nóóit meer krap bij kas wilde zitten en daar dus, met artikelen over onderwerpen die mij écht interesseren gewoon, ruim op tijd en met gemak, een redelijk inkomen ging verdienen.

Nou, niet dus. Sterker: over de eerste opdracht in de herboren periode, deed ik zes weken in plaats van de enkele dagen die ervoor stonden. En hield ik dus, omgerekend, veel minder over dan het minimumloon dat ik postbestellend verdien. En als dat nu een opdracht was die ik inhoudelijk niet bijster interessant vond…..Nee. Het was een opdracht die ik helemaal zelf, volledig uit eigen interesse en op eigen initiatief met niet weinig moeite, aan de man gebracht had mij Trouw. Waar ik al heel lang ooit hoopte ‘binnen te komen.’

Wat AD(H)D precies is, weet niemand. Het enige dat vaststaat, is dat het te maken heeft met een stofje in de hersenen dat ervoor zorgt dat iemand afwijkend – soms langzamer, soms juist veel sneller (en geïrriteerder… ) – op prikkels reageert dan ‘normale’ mensen. Dreigende kastekorten alleen brengen mij niet, of pas héééééél laat, op de been. Spanningen thuis als gevolg daarvan, evenmin. Tegelijk kunnen spanningen, bijvoorbeeld uit faalangst waar ik iets héél graag wil of omdat een Baas iets van me wil waar ik het niet mee eens ben, me juist afremmen. Bijvoorbeeld om een artikel voor de deadline af te krijgen.

Mijn postbaan heeft me financieel weinig verder gebracht. Het kostte me namelijk erg veel moeite om die baan, een paar uurtjes per week maar, maar toch, te combineren met freelance schrijven. Een aantal deadline-loze opdrachten, met een gemiddelde waarde van een maandsalaris bij de post, ligt al maanden stil. Wel bracht het me een betere fysieke conditie en afstand. Afstand die nodig was om bewuster te kiezen voor wat  ik wèl en juist niet doe. En  om het vertrouwen (her-) op te bouwen dat ik nodig had om me met huid en haar in een volgend project te storten, dit keer vastberaden om dat te volbrengen.

Opdrachten naar aanleiding van deze blog zijn van harte welkom.

44, een nieuw begin

44Dat vandaag een bijzondere dag zou worden, wist ik. Ik heb het namelijk aangekondigd. Gisteren op LinkedIn, maandag in de beslotenheid van ‘mijn’ vaste maandagochtend netwerkgroep bij de Impact Hub Rotterdam. Vandaag ben ik 44 geworden en begonnen met bloggen. So what? 44 voelt niet als mijlpaal. Over de schrik van het veertig worden ben ik heen en de vijftigers die ik in steeds grotere getale om me heen heb geven me niet de indruk dat ik van die leeftijd wat te vrezen heb. En bloggen heb ik vaker gedaan.

Mijn dag begon met Erwins zelfgebakken taarten, thee, ander lekkers, een brandweermannentas, telefoontjes van mijn slaperige moeder, mijn wakkere oom en nog wakkerdere 83-jarige  ‘invalmoeder’ uit Argentinië, …………. en de volgende karakterisering van het 44e levensjaar, door Erwin voorgelezen uit het boekje Nog vele jaren:

“Als de gevoelens van gebondenheid minder sterk worden en tevens de fixatie op het onaffe, niet-perfecte afneemt, komt kracht vrij. Wat tot dusver een belemmering was, blijkt hulpmiddel te kunnen zijn.”

Ik was er stil van, die tekst. Ik, de journaliste, ooit correspondent, tegenwoordig pronkstukspecialist en postbode, bood maandag in besloten kring mijn excuus aan voor de vele plannen en projecten waar ik vol enthousiasme aan begon, mede met hulp van de mensen in die beslotenheid, en die ik nooit heb afgemaakt. Had daarbij een lijst klaar vol excuses, variërend van zorgen om en voor mijn bejaarde ouders, de tijdrovende bijbaan, alleen kunnen werken als ik in eenzaamheid thuis ben, mijn eeuwige e-mailachterstand, het ontbreken van een afwasmachine, verkoudheid, naweeën van de vakantie, achtereenvolgende slecht geslapen nachten met alle consequenties van dien…….. maar las die lijst niet voor. Het voelde niet goed, die excuses. Ben lang genoeg gefixeerd geweest op onaffe dingen en wat ik allemaal nog meer en beter had gekund.

Begin dit jaar suggereerde een psycholoog dat ik wel eens ADD zou kunnen hebben, een (deels) aangeboren concentratiestoornis, vorm van ADHD, zonder H van hyperactief. Het zou veel verklaren. Ik zie er meestal rustig uit, maar in mijn hoofd is het druk. Zo druk dat ik nog niet aan de ene klus begonnen, of de gedachte aan het volgende popt alweer op. Zelfs als ik weinig werk heb, mezelf een vrije dag gun, ziek ben, heb ik voor mijn gevoel nooit tijd. Dat is niet iets van de laatste jaren, maar van zo lang ik me kan herinneren. Op de lagere school liep ik eens een paar maanden achter met mijn rekensommen. In de brugklas zat ik regelmatig tot één uur ’s nachts aan mijn huiswerk. Tussen het dagdromen en lezen door – wat ben ik blij dat er toen nog geen smartphones en internet waren. Later deed ik oneindig lang over werkstukken en mijn eerste artikelen. En begon ik vaak vol enthousiasme aan nieuwe projecten, zonder deze af te maken. Ik ging me schamen. Voor alles wat ik te laat inleverde of wat zelfs nooit af kwam, ook voor artikelen die met veel enthousiasme zijn ontvangen. Die schaamte maakt dat ik bijna niet meer aan nieuwe dingen durf te beginnen.

En toch ben ik dat nu aan het doen.

Volgende week begin ik aan de opleiding Effectief met ADHD/ADD, van het ADHD Centrum in Delft. Anders dan bij ADHD-hulpverlening gangbaar is, richt het ADHD Centrum zich niet op ‘hoe ga ik om met mijn probleem?’ oftewel: ‘Hoe leer ik plannen, op tijd komen, me concentreren?’ – daar heb ik al bijna veertig jaar op geoefend – maar op ‘Waar ben ik nu echt goed in?’. Door daar veel meer aandacht aan te besteden, zou mijn ‘fixatie op het onaffe en niet-perfecte’ af moeten nemen. Dat is in ieder geval wat ik ermee wil. Ondertussen ga ik bloggen. Over wat ik leer, hoe ik val en weer opsta, de zoektocht die ik de afgelopen decennia al heb afgelegd, in relatie tot wat er zoal op mijn pad komt. Mijn dementerende vader bijvoorbeeld, over wie ik al een tijdje aankondig te gaan publiceren (…) En over niet al te lange tijd, schrijf ik ook voor kranten en tijdschriften over ADD en de impact ervan, in mijn leven en omgeving en in de levens van de talloze mensen die het ook hebben.

Eerlijk gezegd sta ik van mezelf te kijken. Maandenlang heb ik het woord ‘ADD’ alleen op fluistertoon en aan intimi uitgesproken. Naarmate ik er luider en meer over vertel, ontdek ik veel mensen de symptomen bij zichzelf herkennen. En dat het me kracht geeft om mijn ervaringen te delen. Dat voelt als een heel goede start. Mijn belemmering als hulpmiddel, wie weet.

Wordt vervolgd!