Ik ben tegen

Ik heb één oranje bloesje. Mooi zacht oranje, in de categorie mooi oranje is niet lelijk. Vorig jaar gekocht op de vrijmarkt. Omdat het me deed denken aan een bloesje dat ik twaalf jaar terug kocht op de zondagse rommel- en antiekmarkt op de Plaza Dorego in Buenos Aires. Was jaren mijn favoriete bloesje. Ik stond er zelfs mee op de foto in het magazine van dagblad El Clarín, bij een interview over hoe ik, journaliste uit het land van de toen kersverse Argentijnse prinses, het jaar na de instorting van de economie had beleefd. De nieuwe variant draag ik zelden. Zit te strak. En gisteren droeg ik het al helemáááál niet. Op Koningsdag draag ik geen oranje. Ik ben tegen, namelijk.

AD(H)D’ers vaak ergens tegen. En tegelijk hebben ze, o sorry, we, een hoge tolerantiegraad. Een hoge tolerantie van onaangepast gedrag. Las ik laatst in een ADHD-handboek voor hulpverleners. We zouden zo vaak zelf in de problemen komen door dingen die we net niet handig doen, dat we er alle begrip voor kunnen opbrengen als een ander nogal domme stappen zet en daarmee zichzelf en anderen schade berokkent. Stom, stom, heel vervelend, sorry soms, maar ja, kan gebeuren. Je  hebt het leven nu eenmaal niet in de hand.

De andere kant is dus dat tegen-zijn. Trouwe lezers weten dat ik fel anti-smartphone was. En anti-nog zo het een en ander waarvan ik nu weet dat ik het anti-gevoel hem erin zit dat ik er zelf niet zo goed mee om weet te gaan. Jaloezie dus. Maar ‘we’ zijn ook bovengemiddeld vaak tegen onrechtvaardigheid, schijnt. Omdat ‘we’ daar nogal eens slachtoffer van zijn. De hyperactiven onder ons meer dan de dromerigen. Vallen meer op hè, zijn ‘lastiger’, krijgen dus vaker straf. Terecht en onterecht.

In die categorie, in de moeite met onrechtvaardigheid, schaar ik mijn anti-Koningsdag-sentiment. Dat vooral anti-Willem-Alexander en Máxima -sentiment is. En een anti-papa Zorrequieta. Preciezer: een gevoel van sterk onbehagen bij het idee een staatshoofdelijk echtpaar te vieren dat het niet opbrengt om luid en duidelijk te zeggen dat ze tegen zijn, tegen moorden uit politieke overuiging en tegen vaders die dat moorden eerst enthousiast aansturen en dat dertig jaar na dato nog altijd goedpraten. Persoonlijke stokpaard. Te verklaren uit mijn liefde voor Argentinië en mijn vriendschappen met vele Argentijnen, van wie er meer dan één nabestaande is van de dodelijke of anders toch zwaar-getraumatiseerde slachtoffers van de dictatuur die de vader van onze koningin meebedacht en mee-uitvoerde. Een oranje bloesje dragen op de dag waarop we vrij zijn ter ere van het koningshuis, voelt als minachting voor die slachtoffers. Of in ieder geval als wegkijken, ‘ach, wat maakt het uit, ik kan ze toch niet meer redden.’ Mijn begrip voor historische context en ouder- en kindliefde kan hier niet tegenop.

Duidelijk toch? Maar niet al te consequent. Erwin herinnerde me daaraan toen ik een paar weken geleden voorstelde om dit jaar eens een keer niet ‘aan Koningsdag te doen.’ Oftewel: niet naar de vrijmarkt te gaan, zoals we dat de afgelopen jaren met onze nog niet lang geleden overleden vriendin Els en Karin deden. Ging ik twee jaar geleden nog mee omdat Els zo graag ging en het misschien wel haar laatste keer was, en ging ik vorig jaar mee om onze persoonlijke traditie, mede in haar nagedachtenis, in ere te houden, dit jaar wilde ik toegeven aan mijn onbehagen over het koningshuis. Dit jaar geen vrijmarkt, geen muziek op straat, niet kluisteren aan de tv om te zien hoe De Familie door Dordrecht trekt.

‘En met Beatrix had je geen moeite? Zij had toch ook een rol?’
‘En ik begrijp dat je moeite hebt met Máxima’s vader, maar als je daarom geen Koningsdag viert, zijn er zat andere dingen die je misschien beter wel of niet kunt doen? Geen vlees meer eten, omdat er oerwouden worden platgebrand om onze varkens en biefstukjes te voeden? Je ING-bankrekening opheffen, uit verzet tegen de graaiende bankdirecteuren?’ Ik vul aan: ‘een uitgeprocedeerde asielzoeker in huis nemen, uit medemenselijkheid en verzet tegen de criminalisering van mensen die oorlog en ellende ontvluchten?’
‘Heeft je ongemak ermee te maken dat je vindt dat je meer over Máxima’s vader had moeten schrijven, destijds toen je in Argentinië zat en dat nog invloed had kunnen hebben?’, vervolgt mijn man.
Tja. ‘Nee, natuurlijk niet. Nou ja, misschien toch. Een heel klein beetje dan. Maar…….’
‘Denk je niet dat je bloglezers afschrikt?’
‘Ik schrijf over wie ik ben en ’tegen zijn’ is heel AD(H)D. Er zullen vaker mensen schrikken van wat ik schrijf.’

Ongemakkelijke kriebel. Niet gisteren, toen ik bij vriendin J. te Haarlem op kraambezoek ging en we, op weg naar de oranjevrije rand van de stad, over de vrijmarkt slenterden – ‘lag op de route, konden er niet omheen’. Was blij dat ik bij mijn besluit was gebleven. Al was het maar om mezelf de kans te geven om mijn weerstand te doorvoelen en onderzoeken. En het werd nog een mooie dag ook.

Nu wel, die ongemakkelijke kriebel. Wat doen we volgend jaar? Ben dan graag toch weer met zijn drieën. En hoe zit het nu met die weerstand? Oranje zal ik niet snel dragen op dagen dat dat voor koningsgezindheid kan worden aangezien. Maar over de vrijmarkt lopen? Zoals destijds met Erwin en Karin en Els?

Au. Mijn ‘Nee!’ zou best wel eens ‘au’ kunnen zijn. Pijn, verdriet, gemis. Net als die ‘nee’ tegen altijd bereikbaar zijn en dus altijd geconfronteerd worden met de mail- en sms- en app- en alle andere communicatiemiddelen waarin ik achterstanden oploop en anderen blijkbaar niet. Au. Nee, bah. ‘Bah’ voelt minder naar dan ‘au.’ Al blijf ik erbij dat ik het naar vind, die vader van de koningin en het koninklijke zo-goed-als-zwijgen. Bah en brrrrr.

Els

terug-uit-driebergen-225x300Vandaag waren we bij Els. En zij bij ons. Achter een bemost heuveltje, onder een dekentje van aarde, bladeren en bloemen in het bos. Onderweg daarheen kwam ze uit de grijze dag tevoorschijn, toen koetjes en kalfjes plaats maakten voor herinneringen. Voelbaar was ze ’s middags in haar ouderlijk huis, tussen haar familie en vrienden. Minstens even vertrouwd als op de foto waarop ze ons tegenwoordig vanaf de schoorsteenmantel aankijkt, soms geamuseerd, soms streng, vaak bemoedigend. Net als ik, is Els graag op zichzelf maar geniet ze ervan als ze de vele mensen die haar dierbaar zijn om zich heen heeft. Precies een jaar geleden overleed zij, onze vriendin en getuige. Twee van de vier jaar dat ik haar goed kende, wist ze dat ze ziek was. Patiënt was ze nooit. Hoe beroerd ze zich soms ook voelde, ze weigerde daarin op te gaan. Zolang er te leven viel, moest en zou ze leven.

Els helpt me. Toen zij overleed, had ik de term ADD niet op mijn netvlies. Wel praatte ik vaak met haar over het boek dat ik schreef en maar niet afkwam, de noodzaak om een baantje te zoeken en vrees dat dat me van mijn ambities afhield, me altijd druk voelen en nooit opschieten. In de zenlessen behandelden we in die tijd de vraag ‘Als mijn enige zekerheid is dat ik zal sterven, en ik alleen niet weet wanneer, wat moet ik doen?’ Els beantwoordde hem in de praktijk: vrienden zien, reizen, maar ook veel thuis zijn, lezend, klussend, mailend. Kiezen voor wat ze op dat moment echt wilde.

Mijn antwoord luidde dat ik meer tijd en aandacht wilde besteden aan de mensen om me heen. Schreef Els vervolgens, met buikpijn en moeite, een brief. Ik wilde haar  nog zoveel vertellen en vragen, maar in levende lijve lukte dat niet. De brief was bijna af toen ze me vanuit het hospice een sms’je stuurde: hebben jullie zin en tijd om langs te komen? Zo kon ik de brief persoonlijk geven, de laatste keer dat ik haar zag. In haar antwoord moedigde ze me aan om veel en veel meer te doen met mijn schrijftalent, met mijn vermogen om uit te drukken wat ik wil uitdrukken. Ik denk daar deze maanden vaak aan.

Drie maanden terug hielp ze me opnieuw. De term ADD was inmiddels gevallen en ik had me aangemeld bij PsyQ, want hun behandelingen zijn gratis. Misschien zou het meevallen, hun focus op problemen. Maar ik twijfelde. Surfde naar de site van het ADHD-centrum, las over de opleiding Effectief met AD(H)D, ontdekte dat die nog geen twee weken later van start ging. Mijn blik dwaalde van mijn scherm naar het prikbord ernaast, dat ik zelden bewust zie. Toen wel. Deze foto zag ik, van Els en mij op hetzelfde traject als we vandaag reisden. ‘Dat is het’, zeiden haar ogen, ‘en dat weet je best. Hoe je het doet, doe je het, maar ga voor wat je energie geeft. Het leven is te kort om met minder genoegen te nemen.’

Dank je Els!

Stok achter de deur van vandaag: Ted Eggink. Dank je Ted!