‘De belangrijkste inzichten zijn vaak die waarvan je denkt: ‘Ja, hèhè, natuurlijk. Dat wist ik allang’, maar die je desondanks nooit eerder had bedacht’, zei mijn zenmeester een paar jaar geleden.
Nou, het is zover. Ik heb zo’n inzicht. Niet schrikken. Hij klinkt nogal, tja, nogal, nou, simpel. Nogal ‘Ja, hèhè, natuurlijk.’ Komt ie:
‘Als je de hele tijd maar zegt of schrijft dat je het druk hebt, dan denken mensen: ze zal wel geen tijd voor me hebben. En dan bellen ze je dus maar niet, bijvoorbeeld.’
Zo. Die hakte erin, deze week. Ik kwam erop door een berichtje, via de Facebookchat, van vriendin M: ‘Moet wel zeggen dat ik bij het lezen van alles waar je mee bezig bent, je nauwelijks nog durf te vragen om eens iets leuks met me te gaan doen.’ Volgend op twee vergelijkbare berichten van andere M. in korte tijd: ‘Ik begrijp het hoor, als je niet naar het feestje komt’ en ‘Laten we maar niet gaan, naar die lezing waar ik het over had. Doe maar eens een avondje rustig aan’.
Ik mopperde erover tegen Erwin. ‘Maar ik schrijf toch juist dat ik die drukte wil doorbreken? Dat ik vriendinnen veel belangrijker vind, dan mijn mailachterstand enzo? En ik heb toch ook wel eens gezegd en geschreven dat ik in tijden van drukte juist zin heb in zo’n feestje, bijvoorbeeld? Dat het vooruitzicht me juist helpt om het vol te houden? Dat ik, als het erop aan komt, vaak heus wel tijd kan maken? En dat we dus gewoon binnenkort eens bellen?’
‘Ja, dat schrijf je en dat zeg je. Net zoals je tegen mij zegt dat je het echt heel belangrijk vindt om de kelder verder op te ruimen. En om vaker te gaan dansen, wandelen <……… en nog een rijtje dingen meer>. Maar het komt er niet van. Ik denk ook vaak als ik iets wil voorstellen om samen te doen: ‘Laat maar.’ Ik begrijp je inmiddels beter dan in het begin, maar ik kan je nog steeds heel vaak niet volgen. Kun jij hèn volgen?’
‘Ja maar…’
Ik hoor het mezelf vragend zeggen, ‘Ja maar.’ Tegenwoordig is dat een signaal, een veeg teken. ‘Ja maar’ is geen ‘ja’, in ieder geval.
‘Wat vind jij ervan, als je M een mailtje stuurt en ze reageert niet?’, vraagt hij. ‘Dan denk ik: ‘Nou zeg. Blijkbaar vindt ze me niet belangrijk.’ Zei collega X laatst trouwens ook, toen ik me ervoor verontschuldigde dat ik er zo lang over deed om haar mails te beantwoorden: ‘Je vindt het niet belangrijk, dat is duidelijk.’ Nou zeg, zij heeft nota bene ADHD. Als iemand moet kunnen begrijpen hoe het werkt, dan is zij het toch wel?’
Ook dat hoor ik mezelf zeggen. Terwijl X doorgaans snel op haar mails reageert. Ik hoor mijn tegenstrijdigheden. Weet dat het ook nog zo is, dat ik uitnodigingen zo lang in mijn mail laat zitten dat ze verlopen. En dat ik, als ìk iemand uitnodig en hij of zij daarop een enthousiast mailtje stuurt, ik er makkelijk weken over kan doen om dat mailtje dan weer te beantwoorden.
Een traan welt op.
Maar hoe doe ik dat dan, bellen, mailen en zien wie ik graag bellen, mailen en zien wil? En dan ook nog werken? En rustig thuis zijn? Lezen? Studeren? Schrijven? Mijn ouders opzoeken? Ik weet het echt niet.
Nou ja, een beetje wel. Prioriteiten. Kiezen. Maar hoe?
Kan zijn dat ik minder ga bloggen, de komende tijd. Al is het maar voor de beeldvorming. Het misverstand dat ik geen tijd heb en geen tijd zal maken moet maar eens de wereld uit.