Aan het eind van de dag een nieuwe verassing. Bij moeder een maaltijd gekookt en gegeten, televisie gekeken – een nog nieuwe ervaring; ik leerde altijd dat het ‘niet hoort’ om televisie te kijken als je op bezoek bent – , de afwas gedaan (dat ik doe ik bij mijn slecht-ter-bene moeder met tig maal grotere vanzelfsprekendheid direct na het eten dan thuis, was daar tot een jaar of anderhalf geleden eens om gekomen….) en toen, hup, niet te laat want meer dan genoeg plannen voor morgen en ik was al moe, naar bushalte of metrostation.
Bus werd het, hij zou met zes minuten komen. Scheelt me wel drie minuten lopen naar de metrohalte. Ik was de weg nog niet overgestoken, stond nog nauwelijks bij de halte zelf en ik voelde me misgrijpen. Mijn smartphone, allang niet meer zo gevreesd als toen hij in december mijn leven binnenkwam, zat niet in mijn jaszak. Ook niet in mijn tas. Wist ik al. Had ik een paar uur eerder al ontdekt. Tot lichte schrik. ‘Kan ik je niet laten weten hoe laat ik thuis ben’, zei ik tegen Erwin. En geen berichtjes meer checken en beantwoorden, schoot door me heen. Maar is dat een ramp?
Onwennigheid nu, bij de bushalte. En lucht. Met boomtakken erin, ver boven mijn hoofd. In plaats van mails en Facebook, zag ik het gras hoog staan en rook de mild-frisse voorjaarslucht. In de bus, reclamefilmpjes, dus die rit was om voordat ik bewust naar buiten had gekeken. Na overstap in de metro, een boek. Neem altijd een boek mee voor onderweg, maar laat tegenwoordig mijn telefoonbezigheden voorgaan. Beantwoord en lees ik lang niet alles dat voorbij komt en toch snoept dat veel boekleestijd weg. Nu las ik een heel hoofdstuk en was er tijd om het boek rustig in mijn tas te stoppen en het gelezene nog even op me te laten inwerken voordat we stopten bij de halte waar ik eruit moest.
Ben best blij met Het ding. Het is leuk en vaak handig, om altijd bij mijn mail te kunnen. Maar ik ben verslaafder dan ik me realiseerde. Op dagen als deze, geeft zijn afwezigheid rust. Ik ga hem vaker thuislaten.
Als herboren kwam ik thuis.