Tussenstops

De beste tussenstop van de dag, het pontje van Feijenoord naar Kralingen

Gloeiend van blijdschap loop ik naar het station. Onderweg bel ik Marije, daarna Erwin. Erwin neemt niet op. Ik overweeg de meevaller te vieren met een tracktatie en loop de Ako in. Ik beperk me tot het kopje koffie voor één euro. Ik pak de sprinter, zodat ik twintig minuten heb om een blogje te schrijven. Erwin belt terug. Helaas, bijkletstijd is inmiddels verstreken.

De reis blijkt te kort. Ik fiets naar de tandarts. Via het Noordereiland, nagenoeg langs huis, maar stoppen lijkt me overbodig. Bijna een half uur zit ik in de wachtkamer. Ik zoek op mijn telefoon  de kortste fietsroute van de tandarts naar mijn werk – hoewel ik waarschijnlijk genoeg tijd heb om rugzak thuis te brengen en me zelfs nog even om te kleden voordat ik volgens mijn vaste route naar mijn werk fiets.

De tandarts is snel klaar. Ik blijf bij de kortste route,  via een pontje over de Maas van Feijenoord naar Kralingen.  Bijna  een uur voordat ik moet beginnen, kom ik aan op mijn werk. Ik zoek een tafel in een algemene ruimte en schrijf verder aan mijn blog.

Er zitten slordigheidjes in, zie ik als ik stoppen moet. Na mijn werk rond ik de blog af, aan die tafel in de algemene ruimte. Het is al donker als ik naar huis fiets, via de Aldi op ons eiland. Dit keer passen de boodschappen niet meer in mijn rugzak. Met de tas op mijn rug en mijn armen vol losse spullen, loop ik naar mijn fiets. Gelukkig heeft mijn Rotterdamse fiets een fietstas. Mijn portemonnee zit veilig in mijn jaszak.

Deze nieuwe blogserie loopt niet zoals ik verwacht had, bedenk ik me als ik bijna thuis ben. De blogs maken duidelijk dat ik me vaker bezighoud met wat niet (helemaal) goed gaat dan ik vermoedde. Ik zit voller dan ik wil en ben veel tijd kwijt aan “losse eindjes.” Zoals die boekhouding van 2018, die nog steeds niet af is.

Deze ochtend bij het wakker worden neem ik een besluit. Ik ga het mijn rugzak veel minder gebruiken. Tijd voor meer tussenstops.

Vol

Ook gisteravond zat mijn rugzak vol.  Even na tienen haal ik hem leeg, voor de incheckpoortjes op station Dordrecht. De oogst: een laptop, etuitje met muis, hotspot en telefoonoplader, een losse oplader voor de laptop, drie boeken, een schrift, een handvol Zen.nl-stickers, een agenda, een doosje potloden, een handje pennen, een jongleerbal, een aangebroken brood en pakje vleeswaren en, in zijvakken, drie apparaatjes voor internetbankieren, bij drie verschillende rekeningen. En een pakje koek. Een programmaboekje van het concert van zaterdagavond.  Elastiekjes. Niet mijn portemonnee.

Terwijl ik die zoek, en daarmee, mijn OV-chipkaart, doet de impact van zeven jaar zen zich gelden. Ik blijf rustig, trek geen conclusies, behalve, kalm, dat mijn trein vertrekt. Daarna draai ik me op, en fiets naar de zendo, waar ik vandaan kom. Onderweg maken zorgen om mogelijk aanstaand geregel plaats voor herinnering aan de lessen van die avond.  Ook in de zendo zoek ik min of meer rustig. Daarna bel ik Marije, woonachtig te Dordt, en vraag of ik bij haar kan logeren en geld mag lenen voor de terugreis.

Inmiddels weet ik waar ik mijn portemonnee het laatst gebruikt heb: in de Dirk van den Broek, op doorreis van vroege-ochtendafspraak naar de zendo. Mijn tas zat zonder brood en vleeswaren al vol, en er kwamen ook nog mandarijntjes en een kant-en-klaarmaaltijd bij. Na het afrekenen zal ik mijn portemonnee even opzij hebben gelegd om de boodschappen in mijn  tas te kunnen krijgen. En hem vervolgens vergeten zijn. Moet ik nu, na half elf inmiddels, mijn bankpassen en OV-chipkaart blokkeren, en aangifte doen?

Ja, maar nee. Slapen is ook belangrijk, zowel voor mijzelf als voor Marije en haar gezin. Ik fiets naar hen toe, blij om hen weer eens te zien. Sander geeft me een treinkaartje dat hij ondertussen online vor me gekocht heeft (Dank je, Sander, en vreemd, dat ik daar zelf nou niet opgekomen was). We drinken thee en gaan naar bed.

Vanochtend sta ik een kwartier voor openingstijd voor “de Dirk”.  Ik voel de aandrang om die tijd nuttig te besteden en op mijn telefoon alvast na te gaan wat ik allemaal te regelen  heb en hoe.  Doe ik niet. Ik kijk hoe het dinsdagochtendleven op gang komt op straat en in de winkel. Eenmaal open, haast ik daar naar binnen, recht op de servicebalie af. “Heeft u een portemonnee gevonden?” “Ja,” hoor ik zachtjes, terwijl mijn bruinsuède  gevaarte uit een la tevoorschijn komt. Ik juich.  De vraag “Wat is uw naam?” hoor ik pas na herhaling. Ik zit te vol. Net als mijn tas. Alle zen ten spijt. Schitterend mooi maar overvol weekend achter de rug, en nog nauwelijks tijd genomen om dat te verwerken. Van de drie boeken die ik meesjouwde heb ik alleen het dunste gebruikt. De dame achter de balie wacht, lachend om mijn blijdschap. Ik geef haar mijn naam, zij mijn mijn portemonnee. “Dankjewel”, zeg ik een keer of drie, “dit had ik niet durven dromen.”

Wat er is

Het liefst zou ik schrijven over wat er is. Wat waarneem, denk en voel op het moment van schrijven. Maar hoe meer ik daarop let, ontdek ik dat ik op het moment dat ik ervoor ga zitten om te schrijven, zelden waarneem, denk en voel wat ik hoopte. En dat ik op het moment dat ik iets schrijvenswaardigs meemaak, ik vaak geen zin heb om te schrijven.

Neem gisterochtend. Ik zit in de trein naar Nijmegen, op weg een zenlerarenstudiedag. Naast me een grote rugzak, met daarin mijn laptop, twee boeken, een schrift, pennen en potloden. “Ik schrijf en lees het best in de trein”, heb ik mezelf ooit wijsgemaakt. Terwijl ik naar het station fiets, besluit ik de reis te beginnen met een blog.  Het onderwerp: het bezoek van Eddie, vrijdagavond, ofwel hoe een hernieuwde kennismaking in het heden nieuw licht op het verleden werpt. Zoiets. En wat dat dan betekent voor de toekomst.

Eenmaal ingestapt, besluit ik eerst maar eens “te landen.” Ik zit schuin achter twee oudere Italiaanse mannen. Terwijl er tijden waren dat ik zo nodig de halve trein doorliep om een plek te vinden waar het helemaal stil was zodat ik niet zou worden afgeleid, koester ik nu het toeval.  Eddie had de vorige avond verteld over zijn vakantie in Italië en vervolgens aten wij Italiaans. Leuk om via het zangerig spreken van mijn medereizigers in de sfeer te blijven.

Dan komt de zon op. De stadlucht aan de “Italiaanse kant” van de trein wordt roze, met grijze vegen die de kleur benadrukken. Duiken we een tunnel in, dan ben ik teleurgesteld, komen we weer boven, dan vervolg ik het bewonderen van de lucht. Al vind ik het jammer dat er door “mijn” raampje nog geen roze te zien is. Ik besluit foto’s te maken, om het moment vast te leggen. Hm, lukt niet echt. Die mannen zitten ervoor. En ik wil niet van plaats veranderen. Ik ging immers schrijven en lezen. Dan maar, eenmaal de stad uit, een foto van wat aan mijn kant van de trein te zien valt. Om vervolgens, zonder computer en boeken, slaperig te genieten van “wat er is.”

Herinneringen

Voor het eerst sinds de revival van deze blog, weet ik ruim van tevoren waarover ik ga schrijven. Desondanks, of misschien daarom, begin ik wel vier keer opnieuw, zie ik mezelf tussendoor met een zak chips in mijn handen zonder dat ik daar trek in heb en weet ik het niet. Wijd ik uit en uit en uit, raak ik de draad kwijt. Vandaag zou de vijftigste trouwdag van mijn ouders geweest zijn. Mijn vader overleed in het voorjaar van 2016, mijn moeder begin vorig jaar.

Voor ik schrijf, zoek ik ze op. Niet in de duinen waar hun as verstrooid ligt, zoals op eerdere “hoogtijdagen” sinds hun sterven, maar daar waar zij verreweg het langst samen hebben gewoond, in Rotterdam Ommoord. Vooraf stel ik me voor dat  ik, voor of na een kijkje bij het huis, naar het buurtwinkelcentrumpje ga, me aldaar installeer in een van de schaarse horecagelegenheden, mijn pen en schrift pak en ga zitten schrijven, zoals ik jaren en jaren en jaren deed, op talloze plekken. Dat ik herinneringen ophaal, onderzoek wat ik daarbij voel. Of doelbewust een mooi melancholie opzoek en me daar lekker in rondwentel.

Maar nee. Eenmaal uit de metro op “hun” station Hesseplaats, wil ik niets van winkels en horeca weten. Ik wil lopen, naar hun huis. Ik betrap me op hoop om hun gordijnen te zien, en dat die opzij schuiven en dan mijn vader en moeder verschijnen komen, kijkend of ik er al aan kom. Er hangen lamellen en van wat daarachter is zie ik weinig. Ja, dat de bank aan de verkeerde kant staat. Gelukkig staan er bekende planten in de voortuin. De rozenstruik die mijn moeder ooit van mijn tante cadeau kreeg, is gegroeid. De deur, hetzelfde groen als altijd, lonkt, en ik denk de ja-nee-sticker te zien die mijn vader op de brievenbus geplakt heeft. Zal ik aanbellen, met als smoes de vraag of er nog post is?

Nee. Ik begin aan hun vaste wandelingetje, het wijkje uit, de metrobaan over, richting rand van de stad en de Rotte. Het is dan al donker. Ik vraag  me af wat ik er te zoeken heb.  Ik zie herinneringen, aan twee mensen die samen een wandelingetje maken, hopen dat de kinderen meelopen maar meestal met zijn tweeën zijn.  Fijne rondwentelmelancholie blijft uit. Ik had deze dag geloof ik liever een feestje gevierd.

Het komen en gaan van chagrijn

Opeens is er chagrijn. Niet onafgebroken en niet alleen, maar als zij er is, lijkt al het andere ver weg. Ik ben al wakker als ik haar doorkrijg maandagochtend. Eerst voel ik vooral dat ik onrustig geslapen heb, herinner ik me een stroef app-gesprek van voor het slapengaan, ongeduldig probeer ik toch weer in slaap te vallen. Dan voel ik de warmte van mijn bed, verbazing over mijn rustige ademhalen, gevolgd door teleurstelling dat fit wakker worden er niet in zit.

De teleurstelling dreigt boosheid te worden. Ik ren een paar blokjes om. De vochtige koude lucht verfrist. Opgeruimder ga ik mediteren, daarna douchen en ontbijten. En daar is het chagrijn weer. “Ik had vroeger op willen staan”, zeg ik in stilte en betrap me op een oude vertrouwde vervolgriedel in mijn gedachte,  “en alles wat ik vandaag wil doen gaat vast niet meer lukken.”

Ik besluit het bloggen uit te stellen, wat goed voelt. Na een paar uur boekhouding  “mag ik” mijn zenlessen van die avond voorbereiden, over voelen nota bene. De lucht klaart niet op slag en niet volledig.  Pas uren later, in de trein terug uit Dordrecht waar ik lesgegeven heb, realiseer ik me dat ik het chagrijn vergeten ben.

Ik slaap goed, mediteer, ontbijt en plots komt ze weer op, in de vorm van onrust, in geen zin meer om te luisteren naar Erwins enthousiaste verhaal over iets wat ik inmiddels vergeten ben. Ik ga naar mijn kamer, schrijf een kaart, en als mijn wekkertje gaat ten teken dat ik over vijf minuten naar mijn werk moet, check ik mijn mail. Een lange mail draai ik uit voor het geval ik later tijd heb om hem te lezen. Nu kan ik alleen nog op tijd komen als Erwin niet nèt als ik mijn tanden wil poetsen in onze eenpersoonsbadkamer staat. Ongeduld. Slachtofferschap. En later dan weer opluchting en energie, want het lukt, op tijd komen, ondanks dat ik opeens een regenbroek aanmoet.

Ik herinner ik me weer dat ik chagrijnig was, als het chagrijn er opnieuw is, na het grootste deel van de dag te zijn weggeweest. Ik zit op de bank, naast mijn geliefde, alles is goed en alles moet anders. Tijd om naar bed te gaan en morgen opnieuw te beginnen.

Inkleuren

Ik kom tot half augustus, met mijn boekhouding, en dan alleen aan de uitgavenkant. Daarna is het zaterdagavond en gaan we naar de  Khachapuri Kino Club van buurtberoemdheid Tante Nino.

Deze avond staat in het teken van filmmaker Koert Davidse, en daarmee van vormgeving, Amerikaanse paperbacks, de onbekende componist van muziek in Laurel&Hardy-films, striptekenaar Mark Smeets zijn leven wijdde aan zijn vak, maar nooit een “af” verhaal maakte,  de meest afgebroken architect Sybold van Ravesteyn en de rechtszaak over het einde van de Molukse treinkaping in 1977. Indrukwekkend, de beelden, de verhalen, verscheidenheid en toch een rode draad, waaronder de gedrevenheid en de verwonderde scherpe blik van de maker.

Voor het eten spreken we zijn vakgenoot Laurens. Zijn werk bestaat eruit om kleuren van films goed te krijgen. Ofwel, hij loopt elke film shot voor shot na en zorgt dat de kijker niet ziet dat tijdens het filmen de lichtval veranderde, een belangrijke persoon te veel of juist te weinig in het licht stond, het bij de “echte” lichtval leek alsof iemand ziekelijk bleek, roze of geel was. Hij  kiest dus doorlopend wat wij, de kijkers, wel en niet zien, en daarmee, hoe wij de beelden  ervaren.  Hij bepaalt dus mede het gevoel waarmee we de filmzaal verlaten. En dus hoe we thuiskomen, onze eerstvolgende gesprekken voeren, slapen. Omdat de montage van ruwe beelden van de werkelijkheid “niet om aan te zien is.”

Zie mij

Morgen, dat is vandaag. Ik eindigde mijn blog van gisteren met “Tot morgen,” dus schrijf ik vandaag verder. Logisch, toch?

Ach. Het zou logisch zijn, als ik altijd alles zou doen op het moment dat ik ze me voorneem te doen, en al helemaal als ik dat ook toezeg. Dat is, het spijt mij, niet het geval. Wat interessant is, is dat dit,  dit bloggen, zo’n beetje het eerste is wat ik doe vandaag, na mediteren, douchen, ontbijten en, vooruit, een start met de opgespaarde afwas. Terwijl er een veel belangrijker en grotere taak op mij wacht, die meer van mijn energie en tijd vergt en, anders dan bloggen, niet “even tussendoor” kan. Het betreft het nalopen, bijwerken en mogelijk aanvullen van mijn boekhouding van 2018. Deze moet aanstaande woensdag bij de boekhouder zijn, zodat die eindelijk onze belastingaangiften over vorig jaar in orde kan maken.

Natuurlijk, bloggen is leuker. Geeft energie. Maar dat geldt ook voor het invullen van mijn verlanglijstje voor Sinterklaas, zodat de Piet die mijn lootje trekt bijtijds zijn of haar inkopen kan doen en surprise- en dichtcreativiteit in werking kan stellen. En voor het voorbereiden van mijn zenlessen van de komende week. En het versturen van uitnodigen voor naderende proeflessen, om maar wat te noemen. Allemaal minstens even leuk en, in het geval van de lessen en de uitnodigingen, ook best belangrijk. Maar. …

Van het inzicht in deze “maar” schrok ik zojuist: die activiteiten of het ontbreken ervan, vallen minder op. Bloggend word ik door meer mensen gezien en oogst ik meer likes op Facebook. Ik kan dan wel in principe hartstikke tegen Facebook zijn, maar een lange lijst likes doet mij goed. Direct.  Niet pas als de boekhouder de aangifte indient en mij  een rekening toestopt, of als de les, overmorgen, goed verloopt.

Goed, bij deze dan, een nieuw blogje. Dat ik gelijk op Facebook zet. En dan is het nu tijd voor de boekhouding.

Tot morgen, wellicht pas in de avond.

Terug

Goedemorgen.

Hier ben ik weer.

Ruim vijf jaar nadat ik deze blog begon, een kleine drie jaar na mijn laatste post en op de kop af tien jaar nadat Erwin en ik elkaar voor het eerst ontmoetten, dansend in een – voor mij – oververmoeide – en – voor ons allebei – verwachtingsvolle nacht.

Het is ook zo’n drie jaar dat ik niet of nauwelijks meer over mezelf dacht en vertelde in de context van ADD. Ongeveer even lang als ik meditatieles geef, bij Zen.nl Dordrecht, mijn eigen meditatiecentrum. Ik leer mensen daar, onder wie mijzelf, om vastomlijnde ideeën en gedachten los te laten. Vooral  ideeën over hoe zij “nu eenmaal zijn”,  over “hoe ik nu eenmaal ben.”  Tja, dat lijkt lastig te combineren met bloggen over mijzelf in de context van een diagnose, “stempeltje” of verzameling duidelijk te onderscheiden eigenschappen.

Toch begin ik daar weer mee. Het antwoord op de vraag “Waartoe?” is nog vaag. Ik twijfelde tot het moment dat ik ervoor ging zitten. Wilde me opeens omkleden, moest nodig eerst mijn mail checken, een opzetje maken van deze eerste post, een lijstje ideeën maken voor nieuwe posts, mijn to-do-lijst voor vandaag aanvullen.  Appen, niet te vergeten. Terwijl ik binnen drie kwartier, nee, veertig minuten, nee een half uur, oeps, inmiddels over zes minuten, de deur uit moest. Genoeg reden om niet langer te wachten.

Tot morgen.

 

De zoektocht die ADD heet

In het verhaal dat vorige week onder mijn naam over mij in de krant stond, ben ik mezelf een beetje kwijt. Ik deed het werk van de eindredacteur dus over. Hierbij mijn echte eigen  verhaal.

20161111_091704_resizedBegin 2014 herinnert een psycholoog journalist Anke Welten eraan dat zij waarschijnlijk ADD heeft, een aandachtsstoornis. Het blijkt een belangrijke stap in een jarenlange zoektocht.

‘Mijn hoofd zit vol plannen. Ik denk alleen zo lang na over wat ik als eerste ga doen en waarom, dat er weinig uit mijn handen komt.’ Ik interview een man, dertien jaar jonger dan ik, die, net als ik, ADD heeft en regelmatig mediteert. ‘Nu lukt het me beter om te kiezen. Mijn plannen blijven niet in mijn hoofd hangen, maar ik doe er wat mee.’ Au. Ik hoor mezelf. Sinds vierenhalf jaar zit ik dagelijks twee keer twintig minuten op een meditatiekussentje en tel mijn uitademingen. Dat probeer ik althans. Nog voor ik bij drie ben, zijn mijn gedachten al ergens anders. Dat is normaal, vertel ik meditatiecursisten nu ik zelf in opleiding tot zenleraar ben. ‘Je neemt tijd om te kijken naar wat er in je hoofd gebeurt en doet daar even niets mee. Dat geeft vrijheid. Kun je straks zomaar besluiten iets anders dan anders te doen dan wat als eerste bij je opkwam.’

Ik schrijf dit verhaal in de beslotenheid van een zenschool, waar ik een week verblijf en extra veel mediteer. Even weg van mijn bureau vol stapels ’to do’ die me afleiden, kan geen kwaad. Helemaal niet, nu ik twee plannen uitvoer die al twee jaar in mijn hoofd zitten: levensverhalen optekenen van andere volwassenen met ADHD en het verhaal optekenen van mijn eigen zoektocht naar wat mij helpt in de omgang met ADD. De afgelopen jaren interviewde ik vaker mensen met ADHD, waar ADD een variant van is, maar geen van die interviews werkte ik uit. Met deze ‘feest-der-herkenningsgenoot’ aan de lijn, weet ik weer waarom: hun verhaal confronteert me met mijn eigen vallen en opstaan, vanaf dat ik een dromerig schoolmeisje was, via de talloze nieuwe starten in banen, bij opdrachtgevers en in relaties, burn-outs, geldzorgen.

Betuttelende hulpverleners

Meer dan mijn eigen verhaal, gaan hun verhalen vaak ook nog eens over verkeerde diagnoses en behandelaars die daar jaren aan vasthouden, medicijnen die vooral depressief maken, betuttelende hulpverleners. Soms maken ze me vooral boos. En meer dan eens betrap ik mezelf op missiedrang: ‘Misschien moet je ook eens gaan mediteren.’ Sorry. Ik weet hoe vervelend het is als mensen je vertellen wat je moet doen.

Volgens de psychiatrie is ADHD een genetisch bepaalde afwijking in de manier waarop hersenen informatie verwerken. Alleen medicijnen kunnen daar echt iets aan veranderen. Gedragstherapie of coaching dienen hooguit om ‘ermee te leren leven.’ Onzin. Mediteren heeft mijn hersenen veranderd. Stilzitten was vijf jaar geleden ondenkbaar voor mij, nu lukt het me prima. Twee keer twintig minuten mediteren geeft me zelfinzicht èn oplossingen voor problemen waar ik tegenaan loop. Zo ontdekte ik, dat ik vrijwel continu to-do-lijstjes in mijn hoofd had, totdat ik besloot om voortaan vóór het mediteren zo’n lijstje op papier te zetten. Zo maak ik ruimte vrij voor andere dingen in mijn hoofd.

Wekelijkse groepslessen versnellen het proces. De huiswerkopdracht om een week ’te zitten’ op ‘Welke vraag houd me het meeste bezig?’ maakte me duidelijk hoezeer ik in de overlevingsmodus zit. Niet de vraag ‘Hoe lever ik mijn bijdrage aan een betere wereld?’ of ‘Wat wordt het plot van mijn eerste roman?’ houd me een groot deel van de tijd bezig, maar ‘Hoe houd ik vol?’ Een pijnlijke ontdekking, te meer omdat ik op dat moment een leuke baan heb van twintig uur, met een salaris waar ik goed van leven kan – een luxe die ik als freelance journalist niet gewend ben en die de stress van geldzorgen naar de achtergrond deed verdwijnen.

Die baan was alweer even voorbij en de bodem van mijn spaarpot in zicht, toen ik in 2014 aanklopte bij een psycholoog. ‘Ik moet werk zoeken maar ben niet vooruit te branden’, vertelde ik. ‘Dat klinkt als ADD’, zei hij. ‘Je hebt veel stress nodig om in actie te komen, maar tegelijk ben je gauw gestresst en moe. Dat is waar ook, schiet me te binnen. Een andere psycholoog had dat tien jaar eerder ook al eens tegen me gezegd. Toen wist ik me daar geen raad mee en vertrok voor onbepaalde tijd naar Argentinië. Nu is het een opluchting. Eindelijk weet ik waar ik het zoeken moet.

Wat je aandacht geeft groeit

Of ik voel voor medicijnen, vroeg de psycholoog en somde de te verwachten effecten op: betere concentratie en focus, makkelijker prioriteiten kunnen stellen. ‘Precies wat ik aan meditatie heb, maar dan zonder nare bijwerkingen’, zeg ik. Hij reageerde lacherig en gaf me planningstips: ‘als je nu elke vrijdagmiddag vrijhoudt voor je mail?”en ‘Plan telefoontjes in je pauzes.’ Denkt hij werkelijk dat ik – toen 43 – niet al honderdduizend van dat soort tips gehad heb? En dat die, tot mijn grote frustratie, niet werkten? Ik besluit te zoeken naar een hulpverlener die mij serieus neemt, inclusief mijn streven om eigen oplossingen te vinden.

‘Verspil je energie niet aan dingen leren waar je niet goed in bent’, zegt coach Anja Bijker maanden later bij het ADHD-centrum. Ik volg daar een training op basis van neurolinguistisch programmeren, NLP, speciaal voor ‘mensen met een vol hoofd.’ ‘Wat je aandacht geeft groeit. Ga je keihard proberen om beter te leren plannen, dan zal je vooral zien dat je veel moeite hebt met plannen. Besteed je aandacht dus aan dingen waar je energie van krijgt, dan wordt je moeite met plannen vanzelf minder belangrijk. Grote kans dat ze juist daardoor minder moeite meer kosten.”

Maar waar krijg ik energie van? Schrijven. Dat helpt me mijn gedachten te ordenen en ik krijg vaak complimenten voor het resultaat, dus doet mijn zelfvertrouwen goed. Maar tegelijk heb ik er juist tijdens het schrijven last van dat ik snel afgeleid ben en vecht ik keer op keer met deadlines.

Misschien heeft dat ook met iets anders te maken, suggereerde Anja ‘Noem eens iets dat je graag zou willen doen en steeds uitstelt.’ ‘Een boek schrijven.’ ‘En waarom doe je dat niet?’ ‘Geen tijd, te druk, eerst moet er brood op de plank.’ Ze herhaalde de vraag, totdat er geen antwoorden meer kwamen. Zo stuitte ik op overtuigingen die ik me ooit eigen gemaakt had en die me meer dwars zaten dan welk afwijkende stofje in mijn hersenen ook: ‘bang dat ik het niet af maak’, ‘bang dat het niet lukt’ en, na bijna een minuut stilte, ‘Ik ben bang voor straf. Ook als ik zelf vind dat ik het goed doe. Alles wat ik doe kan tegen me gebruikt worden.’

Nogal wiedes dat ik niet vooruit kom. De ontdekking dat ik verlamd word door een angst voor straf, deed mijn hart bonzen, zo hard dat mijn hele lichaam trilde. Net als Anja’s vervolgvraag: ‘Wat als de overtuiging, dat alles tegen je gebruikt kan worden, een belachelijke gedachte is?’ Dat gaf ruimte. Net als de oefeningen en vragen om erachter te komen wat mijn belangrijkste doel en drijfveren zijn. ‘Natuurlijk kun je proberen je omgeving aan te passen, en bijvoorbeeld een werkplek te zoeken waar je niet afgeleid raakt’, hoor ik Anja weer zeggen terwijl ik in de afzondering van de zenschool doortik aan dit artikel, ‘maar of je daar gelukkig van wordt? Weten wat je echt wilt, maakt het makkelijker om keuzes te maken.’ ‘Ik wil doen waar ik goed in ben en wat mij gelukkig maakt, zodat ik als vanzelf ook anderen gelukkig maak.’ Ik heb het nog niet uitgesproken, of het voelt alsof ik tien centimeter gegroeid ben.

Zenleraar

Dat inspireert me verder te ontwikkelen in zen en het lesgeven daarin. Eerst volg ik een opleiding tot mindfulnesstrainer en begin daarna een opleiding tot zenleraar. Mindfulness leert me hoe gedachten, emoties en fysieke gewaarwordingen elkaar direct beïnvloeden. Ik moet onder ogen zien dat ik vaker negatief over mezelf denk dan ik dacht. Maar de vraag ‘Wat als dit een belachelijke gedachte is?’ verdwijnt naar de achtergrond. Het eerste artikel dat ik na de NLP-training schreef, leverde ik dusdanig te laat in, dat het niet meer kon worden gepubliceerd. Dat schoot niet op. Het koste me moeite om de positieve energie vast te houden, merk ik.

Een vriendin wees me op een speciaal dieet voor mensen met AD(H)D: zou dat een bijdrage kunnen leveren? Zij dacht van wel. Dus at ik minder zoet, vet, brood en aardappelen en meer groente, fruit en vis. Ik viel af en voelde me fitter. Maar toen ik chagrijnig werd toen een vriendin me taart voorschotelde, wist ik dat dit niet mijn pad is. Ik besluit te doen waar honderdduizenden mensen met ADHD bij zweren: ik haalde een recept voor ritalin.

Het voelde als capitulatie. Maar al binnen een half uur voelde ik een onbekende ontspanning. Ik was niet meer bang dat wat ik die dag wil doen niet lukken ging. Een paar dagen later was het Oud&Nieuw. Ik had lange dagen doorgewerkt om artikelen af te krijgen, weinig geslapen, dronk een paar wijntjes en was tot lang na de jaarwisseling fit. Dat had ik in geen jaren meegemaakt. Ik kon het nauwelijks bevatten. Zou dit gevoel voor anderen ‘normaal’ zijn?

De pret duurde twee maanden. Met medicijnen voelde het overbodig om pauzes te nemen, te mediteren, gezond te eten en andere dingen te doen waarvan ik met veel moeite geleerd heb dat ze me helpen om ‘het vol te houden.’ Het was alsof ik veertig jaar achterstand mocht inhalen. Ik ging harder werken. Dat eiste zijn tol. Ik ging slechter slapen, kreeg tintelingen in mijn benen, handen en voeten. Ze werden zelfs blauw. En jawel, daar kwamen ze, als in de bijsluiter voorspeld: hartkloppingen.

De pillen dankbaar

‘Helpen de medicijnen?’ informeerde de huisarts toen ik haar vroeg mijn bloeddruk te controleren. ‘Want zo ja, dan kun je besluiten de hartkloppingen voor lief te nemen.’ Dat doe ik niet. Nog niet. Eerst maar eens herstellen en zien wat er gebeurt. Wat schetste mijn verbazing: de tintelingen en hartkloppingen verdwenen, maar de angst ‘dat het niet lukt’ bleef uit. Blijkbaar hielpen de medicijnen me om de afstand te nemen die ik nodig had om de verlammende mantra ‘het zal wel weer niet lukken’ te doorbreken. Het is de vraag of ik die afstand zo had kunnen benutten zonder het dagelijkse mediteren, de training bij het ADHD-centrum, mijn mindfulnessopleiding en de coaching die ik vanuit mijn zenopleiding krijg. Maar doet dat ertoe? Ik ben ze dankbaar, die pillen. Ook zes maanden later, als het laatste doosje dat ik aanbrak nog onaangetast in het medicijnkastje staat.

Soms is hij er weer, de verlamming die ik voel als ik iets doe wat voor mij belangrijk is. Zoals toen ik dit artikel schreef. De versie die ik daags na de deadline inleverde, was honderden woorden langer dan afgesproken. Pas maanden later verscheen het in de krant, dusdanig bewerkt dat ik mezelf er soms in kwijt ben. ‘Onderzoek wat er gebeurt’, moedigde mijn zenleraar me aan terwijl ik op de voorlaatste versie zat te zwoegen. ‘Als je het ene verhaal makkelijk schrijft en het andere verlamt je, dan is daar iets mee.’ Dat deed ik. En schreef na publicatie gewoon een nieuwe versie.

Iets anders aan mijn hoofd

Ben ik nauwelijks meer bewust met ADD bezig, sta ik in enkele weken tijd drie keer in een blad of krant met een artikelen die ik daar vijf en zes maanden terug over schreef….

Wat je aandacht geeft groeit, was een belangrijke les in mijn ADD-zoektocht, toch? Nou, andersom is ook waar. Twee maanden gebruikte ik ritalin, en was ik alleen al via het slikken van het pilletje minstens vier keer per dag bewust bezig met ‘dat ik iets heb.’ Ik stopte, omdat de pillen de verleiding te groot maakten om over mijn grenzen heen te gaan, met alle gevolgen van dien. Ruim een half jaar later, is ADD nauwelijks een issue in mijn leven. Heb wel wat anders aan mijn hoofd. Rouw, ja, maar ook een zenschool te runnen, les te geven en – oja, ook dat was ik een beetje vergeten – artikelen te schrijven, om de kost te verdienen en om mijn oorspronkelijke vak en daarmee een belangrijk deel van mezelf, weer serieus te nemen.

Ik moet het evenwicht tussen mijn oude en nieuwe professie nog zien te vinden. Net nu de contouren van dat evenwicht zich beginnen af te tekenen, verschijnen er drie artikelen die ik ruim zes maanden geleden schreef over mijn eigen zoektocht naar hoe ik omga met mijn ADD en over de effecten van zenmeditatie bij anderen met ADD of ADHD.  Met twee daarvan ben ik tevreden, met het derde niet echt.

Toch plaats ik ze hier alle drie:

In de Suzan!i Hèt ADHD lifestylemagazine van Nederland, een geschreven tussen vriendin-collega-zenleraar-en nog zo het een en ander Hanneke Dijkman en ik, over wat wij in de afgelopen tien jaar van elkaar geleerd hebben. suzan-anke-hanneke-add-zen-en-leren-van-elkaar

In Impuls&WoortblindMagazine, een artikel over zenmeditatie bij ADD en ADHD, en waar dat effect vandaan komt.

En in Hart&Ziel, een landelijk gemaakt katern dat meegaat in zeven regionale dagbladen, een nogal vrije bewerking van een artikel dat ik schreef over mijn zoektocht naar wat mij helpt om om te gaan met de gevolgen van ADD. hz-1-11-16-de-achtbaan-die-add-heet-1 en hz-1-11-16-de-achtbaan-die-add-heet-2

En hiermee ben ik terug bij Add&Anke en stel ik me voor het eerst in maanden weer de vragen: wat is dat toch,  ADD? , Hoe verhoud ik me tot ‘dat labeltje’? Wat maakt dat ik ongemakkelijk voel bij het grote verhaal in de krant? En hoe schrijf ik op een eerlijke manier over zen en ADD, zonder dat het – meer dan je van een journalist mag verwachten – overkomt als reclame?

De blog Add&Anke is weer geopend.